Waarover wil je dat ik schrijf?

Een stukje van de regenboog is de zoveelste mooie bundel van Jan Van Coillie. De ondertitel is ‘De mooiste kindergedichten uit het afgelopen decennium’. Kindergedichten? Gedichten voor de jeugd; jeugdpoëzie; kindergedichten. Denken we bij de laatste kwalificatie aan kinderen tot 12 jaar en bij jeugdpoëzie vanaf 12 jaar? De gedichten uit de bundel zijn ook voor twaalfplussers.

Jonge kinderen houden van rijmpjes; alliteratie en assonantie spelen een grote rol, net als een opgewekt ritme. Het maakt niet zo veel uit wat de woorden betekenen. ‘Ozewiezewoos zewiezewalla kristalla etc’ of ‘Iene Miene Mutte etc.’ Het mag ook een beetje onzin zijn of geheimzinnig. Denk aan de drie oude vrouwtjes die over een zwikzwak bruggetje gingen. Ik vermoed dat het kind wel begrijpt of voelt dat het bruggetje niet zo sterk is. ‘De een heette vrouw Biba, de tweede Biba de Binka / En de derde Sina Snikna Knikker de Knikna. / Toen nam vrouw Biba een steen, / En smeet dien naar vrouw Biba de Binka haar been, Zodat vrouw Sina Snikna Knikker de Knikna daarom green.’ Het kind lacht om de klanken en het ritme en waarschijnlijk ook om de gesmeten steen. Zou het begrijpen dat ‘green’ een vorm van huilen is (grienen)? Misschien doet het er niet zo veel toe, als iemand dit voorleest, maar als het kind zelf kan lezen?

Erik van Os en Elle van Lieshout schrijven: ‘Ik tik-tak-tik. / Ik klik-klak-klik. / Ik loop op mama’s hakken / de tik-tak -tik / de klik-klak-klik / de kamer door te klakken.’ Je kunt klakken met je tong, maar de dichters gebruiken het hier eigenzinnig. Een kind begrijpt dat best.

In de bundel, die mooi en fantasierijk geïllustreerd is door Sassafras De Bruyn (wat een passende voornaam bij dit onderwerp), staat een tekening van een kleurrijke vogel op lange grijze poten in schoenen met een hoge hak. Naar de vogel kijkt een hond met vier witte poten, ook hooggehakt. Ze staan in een grijze kamer met een gekleurd klein vloerkleed, waar de hond op staat. Een groene plant staat op het licht dat uit een raam valt. Het raam geeft uitzicht op grijze bomen.

Robbert-Jan Henkes laat ook het wit in het gedicht springen in zijn gedicht:

Jan Van Coillie heeft veel gedichten gekozen vanwege taalspel en humor. Verder vertelt hij in zijn voorwoord dat keuzecriteria zijn: originaliteit, authenticiteit (‘gevoelsmatig waar’, niet betuttelend of moraliserend), de juiste spanning tussen wat er staat en niet staat, niet te duister of juist te doorzichtig, vakmanschap (juiste spanning tussen vorm en inhoud en geen prozaïsch gebabbel).

Wat is nieuw in deze bundel? Elke tijd levert een andere kinderpoëzie op. Nu verschijnen gedichten over ‘wat taal en lezen bijzonder maakt’. Thema’s als milieu en dementie zijn nadrukkelijk aanwezig. In een gedicht van Johanna Kruit komt op een verborgen manier het gebroken gezin aan de orde:

Lieve mam, ik wil je schrijven
want het is zo stil in huis.
Jij moet nu nog drie uur werken
ik ben al weer drie uur thuis.

[…]

Ik moet nog ontzettend wennen
aan de school in deze buurt
maar wees niet verdrietig mama
deze brief wordt niet verstuurd.

De jonge lezer wordt aan het denken gezet. Waarom wordt de brief niet verstuurd? Waarom wordt de brief wel geschreven? Mooi is het onnadrukkelijke eindrijm en de niet mechanisch volgehouden trochee, die het gedicht iets noodzakelijks, dwingends geeft.

Margreet Schouwenaar schrijft over dementie:

Mijn opa is al oud.
Zijn huis is leeg,
net als zijn hoofd.
Hij heeft één kamer nu
en het altijd koud.

[…]

Grappig is de onverwachte samentrekking van ‘hebben’. Officieel zal dit wel niet mogen en je moet het nog eens lezen, maar toch is het effectief.

Kees Spiering heeft het over pesten, een actueel thema, hoewel Vestdijk het in de roman over de jonge Anton Wachter ook nadrukkelijk laat optreden. Spiering verzwijgt het woord, dat je zelf mag invullen:

Ze schreeuwen het
waar zij gaat, het woord
als meester hen niet hoort.

Ze vertelt het niet.
‘Dan slaan we je dood,’
hebben ze gezegd.
Hun ogen meenden het echt.

[…]

Het meisje doet of ze niets ziet of verstaat. Daarmee komt de lezer bijna in haar rol, hoewel hij/zij niet doet alsof. Het eindrijm is weer heel effectief.

De eerste afdeling heet ‘Onder het dekbed van het alfabet. Letters, woorden, boeken’. In de wereld van laptops en smartphones – ook voor jonge kinderen – blijven boeken bestaan, al moeten de opvoeders daar enige moeite voor doen door bijvoorbeeld deze bundel cadeau te geven.

Kate Schlingemann schrijft ‘Vriendjes van papier’:

Ik wou dat ik kon wonen
in de boekenkast
bij mijn papieren vrienden
tussen een stevig kaft
we bedenken samen
een verhaal en dromen
over het sterkste meisje
en een aapje in een huis
met een veranda of een dame
die verandert in een poes
of een jongen in een muis
en dat we roverdochters zijn
het geeft niks het is juist fijn
dat ik soms helemaal alleen
het zwarte woud in moet,
er is altijd wel een Lampje of
een wit konijn en nog eens duizend jaar
gelukkig koning Mansolijn, en zelfs
als de ergste Ellie-Nellie
mij opsluit aan het eind:
met het sleutelkruid galoppeer ik
op het driedelig paard
elk verhaal
wanneer ik wil
uit

Het zou leuk zijn om in een klas alle verwijzingen naar be-kende verhalen te vinden. Wie herkent de tweeling van Rindert Kromhout of het witte konijn van Alice? Linda Vogelesang heeft het over de juf die verandert in een voorleestovenaar: ‘De betovering wordt pas verbroken / als juf – pats! – / haar boek dichtslaat.’

Wie zijn de favorieten van Jan Van Coillie? Kasper Peters, Kate Schlingemann, Kees Spiering, Gil Vander Heyden, Ed-ward van de Vendel, Joke van Leeuwen, Ted van Lieshout, Linda Vogelesang en natuurlijk Bette Westera.

In de Trefwoordenlijst kunnen de lezers of voorlezers onderwerpen zoeken. Waarover wil je een gedicht horen of lezen? De dino? Ga naar bladzijde 110, al vind je daar de daeodon, maar die leefde 20 miljoen jaar geleden, toen de dino’s allang waren uitgestorven. Het is een griezelbeest, een reuzenvarken. Dyslexie? IJdeltuit? Iran? Regen? Skiën (ook lekker eng!)? Ster? Ziekenhuis? Kiest u maar! Als nu ieder in de klas zo’n boek heeft, dan kun je een mooie les maken. Ieder mag haar/zijn lievelingsgedicht uitzoeken en voorlezen. Langzaam, duidelijk, met vertragingen en versnellingen: geen hand voor je mond! Of kies de mooiste tekening. Zeg niet op welke bladzijde die staat, maar beschrijf haar zo precies mogelijk. Of: schrijf een gedicht bij een tekening. Kijk hoe de dichters het doen. Wil je rijmen of juist niet. Lees je gedicht hardop. Loopt het lekker? Maak dan je eigen tekening.

Remco Ekkers

Jan Van Coillie (selectie) – Een stukje van de regenboog, De mooiste kindergedichten uit het afgelopen decennium. Met illustraties van Sassafras De Bruyn. Davidsfonds, Info-dok. 136 blz. € 29,99.