Een mening? Eerst dit boek lezen

Bij een uitgave van journalistiek platform De Correspondent weet je bijna zeker dat er tegen heilige huisjes aangeschopt wordt. Dat is dan ook zeker het geval bij Zo hadden we het niet bedoeld van onderzoeksjournalist Jesse Frederik. Het boek kreeg de ondertitel De tragedie achter de toeslagenaffaire mee en beoogt niet alleen een reconstructie te zijn van wat er allemaal gebeurd is in de toeslagenaffaire, maar is dat ook daadwerkelijk. Zoals het achterplat al laat weten leest het boek als een thriller (of kan het ervaren worden als een Netflix-serie). Het is een verbijsterend verhaal waarin Fredrik laat zien dat het echt gaat om een collectief falen van werkelijk alle betrokken, journalisten en Kamerleden incluis, en niet alleen om ‘institutioneel vooringenomen’ en etnische profilerende belastingsdienstambtenaren. Vooropgesteld moet worden dat misschien wel tienduizenden burgers, nadat ze een kleine of grote fout hadden gemaakt, meer dan ernstig gedupeerd zijn geraakt door de spijkerharde wetgeving, maar deze mensen werden wel vermalen door de gehele overheid.

Frederik begint zijn verhaal in 2013, met wat bekend is komen te staan als de Bulgarenfraude. En die begint met een televisiereportage, waarop zo’n beetje iedereen – journalisten, columnisten en Tweede Kamerleden – zich als aasgieren op de staatssecretaris van dienst storten. Hem wordt week gedrag verweten en een ‘virulent wantrouwen jegens de mens’ toegewenst. Barbertje moet hangen, en zo geschiedt. Vervolgens gaat de overheid op fraude jagen.

Het verlenen van kinderopvangtoeslagen is een ingewikkeld proces. Voorschotten die pas veel later, soms jaren, afgerekend worden, eigen bijdragen die om allerlei uiteenlopende redenen niet werden betaald, malafide tussenpersonen en dito aanvragers, moeilijk stuurbare ICT-systemen en een repressieve, antifraudewetgeving, gedragen door ons parlement. De Belastingdienst treedt stevig op – overeenkomstig de politieke wens – en wordt hierbij gesteund door het hoogste rechtscollege, de Raad van State. In een aantal cases – De Appelbloesem, De Parel, Dadim – schetst Frederik een levensecht beeld van wat er allemaal is gebeurd – en wat er fout ging. Maar Frederik legt ook de machinaties bloot die achter deze werkelijkheid schuilgaan. Niet direct zichtbaar voor het oog, want complex en gecompartimenteerd, maar nu wel door Frederik op adembenemende wijze verteld. Zo is de rol van de op bewindspersonen jagende parlementaire journalisten op zijn minst arbitrair en misschien wel dubieus. Met tendentieuze teksten in artikelen en columns jagen zij de Tweede Kamerleden van de oppositie op die hongeren naar zichtbaarheid en scoringsdrift. Frederik laat de lezer dan ook zelf concluderen dat de betreffende journalisten samenwerken met de meest prominente opposanten: Renske Leijten (SP) en Pieter Omtzigt (CDA) – welke laatste overigens tijdens de Bulgarenfraude-affaire en de nasleep ervan brieste dat de Belastingdienst strenger moest optreden. Frederik belicht ook de rol van een sleutelfiguur als advocate van ouders Eva González Pérez, die ook de echtgenote is van de eigenaar van gastouderbureau Dadim, dat overigens een zeer gebrekkige administratie voerde. Uit deze koker komt ook de term ‘etnisch profileren’ – waarmee vervolgens Kamerleden en media aan de haal gaan. Frederik merkt op:

Het gaat om het spelletje, niet over wat er op het spel staat.

Frederik laat ook zien dat het de actoren vooral te doen is om schuldigen aan te wijzen. Uit verslagen van Kamerdebatten komt mevrouw Leijten dan ook regelmatig naar voren als een op bloed beluste hyena. Wat Frederik vooral in de verontwaardiging in de debatten en in de media bekritiseert, is het volgende:

Als je bij elk ongeval vraagt: wie heeft het gedaan?, dan leidt dat af van de meer wezenlijke vraag: waarom ging het verkeerd?

Jesse Frederik komt tot de conclusie, in weerwil van wat media en zekere Kamerleden ons willen doen geloven, dat vrijwel iedereen – ministers, Kamerleden, ambtenaren en journalisten – deed wat je van ze zou verwachten en er geen kwade bedoelingen van individuen in het spel zijn. In die zin is hij tot nu toe de enige die voor de belastingambtenaren opkomt, want zo valt te lezen, ook de staatssecretarissen laten hun eigen ambtenaren in de steek. Zo hadden we het niet bedoeld is een overtuigend en dapper boek – dat Frederik overigens al bij de eerste drukproeven op flinke kritiek van zowel Kamerleden als parlementaire journalisten is komen te staan. In ieder geval staat het voor mij als een paal boven water dat je eerst dit boek moet hebben gelezen voordat je jezelf een mening kunt permitteren.

Wiebren Rijkeboer

Jesse Frederik – Zo hadden we het niet bedoeld. De Correspondent, Amsterdam. 388 blz. € 22,50.