Open brief aan Jeroen Dera (ik heb je nodig),

Vorige week heb ik een online workshop bij je gevolgd. Wees niet bang, ik ga geen kritiek leveren, want ik vond de inhoud heel goed, evenals de manier waarop je het bracht en ik hoorde ook nieuwe dingen die ik kon gebruiken voor mijn colleges. De enig mogelijke kritiek zou kunnen zijn dat het zo snel weer voorbij was.

Je noemde, terloops, echter wel twee punten waardoor ik me geraakt voelde. Twee punten waarop je overigens volledig gelijk hebt. Vergeef me als ik even een kleine, persoonlijke, historische omweg maak.

In 1991, jij was toen 5, begon ik als docent aan de NHL (die later de NHL hogeschool zou heten en nu NHL Stenden genoemd wordt) als opvolger van Kees ’t Hart. Ik had drie jaar lesgegeven in het voortgezet onderwijs en was, als eerste student die was afgestudeerd bij Theo Witte, ervan overtuigd dat het literatuuronderwijs volledig op de schop moest. We zaten in de lijn te denken van het reader-response criticism en ik heb, om mijn lessen vorm te geven veel gehad aan Wam de Moor, een van je voorgangers in Nijmegen. Ik heb mijn best gedaan om iets van dat gedachtegoed over te brengen in de methodes waaraan ik meewerkte (Goed Nederlands, Metropool). Duidelijk was dat we weg moesten van die structuralistische aanpak, de aanpak die ik zelf nog had meegekregen (Indringend lezen).

Op de NHL mocht ik naast corveelessen over spelling literatuurlessen geven die ik zelf mocht invullen. Dat betekende dat ik naast de analytische vakken die op het programma stonden ook een keuzevak van 8 weken mocht verzorgen naar aanleiding van het boek De canon onder vuur dat toen net uit was. Die colleges vond ik prachtig om te geven, want er waren felle discussies over de vraag of je een boek in zijn tijd moest plaatsen of dat je met de ogen van nu een standpunt kon innemen over de inhoud van het boek. Studenten mochten toen ook nog een eindscriptie schrijven over een literair onderwerp zonder dat er een didactische draai aan gegeven moest worden. Ik mocht het college Verhaal in beeld geven (van Lumière tot Pasolini, van films voor volwassenen tot films voor adolescenten) en het vak Dramaleer (van Sophocles tot Lanoye). Ik mocht de vakken zelf invullen, in overleg met naaste collega’s.

We zijn nu 30 jaar verder. De vakinhoud is enorm teruggeschroefd op alle hogescholen ten behoeve van meer vakoverstijgende vakken. De keuzevakken letterkunde bestaan bij ons niet meer, Verhaal in beeld is geschrapt evenals Dramaleer. Scripties worden niet meer geschreven, alleen nog maar didactische onderzoeken volgens een streng format. En in de tussentijd is de Kennisbasis ingevoerd – wat ik wel enigszins redelijk vind – en voor hogescholen de Landelijke Kennisbasistoets (LKT), – wat ik een monstrum vind, want wij moeten binnen twee jaar alle kennis er doorheen jassen zodat onze studenten die LKT succesvol kunnen maken. Ik heb de begrippen voor fictie onderaan dit stuk geplaatst.

Nu die twee punten waardoor ik geraakt werd tijdens je workshop. Je liet terloops blijken dat scholen nog veel te veel bezig waren met een structuralistische opvatting over literatuur. En daarnaast had je kritiek op de sterk verouderde schoolmethodes. Kritiek die ik volledig onderschrijf en ik zie in jouw voorstellen in artikelen, in de manier waarop je met poëzie omgaat (in dat fijne boek Woorden temmen dat je met Charlotte van den Broeck hebt gemaakt) en in de manier waarop je een workshop geeft helemaal voor me hoe het moet. Sterker nog: dat is de manier waarop ik 30 jaar geleden begon.

Ons vak is op de hogescholen geminimaliseerd. We hebben een groot blok Jeugdliteratuur, we hebben een groot blok Literatuurgeschiedenis (14 colleges van anderhalf uur) en een groot blok De leesclub (7 colleges proza, 7 colleges poëzie). In het laatste college is het de bedoeling dat studenten met elkaar in kleine leeskringen praten over boeken. Die colleges, die ik geef met Bart Temme, liggen me na aan het hart, maar we moeten daarin ook al die termen aanleren omdat onze studenten tijdens de LKT 35 multiple choice-vragen krijgen over fictie. Ik zit dus ook toe te lichten hoe je een trochee kunt ontdekken of een oxymoron. Als ik poëzie lees of schrijf denk ik nooit aan een anapest of een synesthesie. Ik ben vooral met de inhoud bezig, maar onze studenten worden gedwongen om die vormkenmerken uit hun kop te leren en toe te kunnen passen. Ik ben een van de auteurs van het Basisboek Literatuur, maar ook ik moet af en toe weer opzoeken wat een term precies betekent, zelfs als ik die term zelf heb beschreven. Dat Basisboek Literatuur, dat voel ik op mijn klompen aan, staat mijlenver af van wat jij beoogt met literatuur, maar het is een uiterst bruikbaar naslagwerk voor onze studenten die de LKT willen halen. (Zonder LKT geen diploma.) Tegelijk met Woorden temmen kwam Zelf gedichten lezen uit van Gerbert Faure, Jan de Jong en Bas Jongenelen, ook hogeschooldocenten, en zij proberen voor hun studenten bij Fontys en andere hogescholen te laten zien hoe zij enthousiast een gedicht induiken. De passie voor poëzie is gelijk aan die van jou maar wij hogeschooldocenten moeten toch altijd dat rijtje termen hieronder in gedachten houden.

Hetzelfde geldt voor de literatuurgeschiedenis. In die 14 colleges bij ons op NHL Stenden gaan we van Beatrijs naar Bouzamour. De kennisbasis begint pas in 1880 (wij beginnen iets eerder net als enkele ander hogescholen, maar dat is een ander pijnpunt). In plaats van een goede inhoudelijke discussie te voeren over een boek of een gedicht moeten we vooral kenmerken van stromingen aanleren, want die worden teruggevraagd op de LKT.

De universiteiten hebben een grote vrijheid om hun colleges in te vullen op de manier zoals ze willen. Het voortgezet onderwijs overigens ook, dus daar is de literatuurdidactiek relatief makkelijk te vernieuwen. Alleen wij op de lerarenopleidingen zitten volledig vast aan een voorgestructureerde kennisbasis waardoor we gedwongen worden keuzes te maken die we misschien niet zouden maken als we de volledige vrijheid hadden om onze colleges in te vullen zoals we dat willen. We worden haast gedwongen om structuralistisch te werken en we worden haast gedwongen om de literatuurgeschiedenis op te vatten als een reeks kenmerken bij een reeks stromingen.

We kunnen onze colleges zo aantrekkelijk maken als we willen, maar onze studenten worden afgerekend op vragen als deze (3 van de 35 fictievragen uit de voorbeeldtoets):

Gegeven
‘En het eind dat ik wilde ontvluchten’
(J.C. Bloem)

Gevraagd
Wat is het metrum van deze dichtregel?
A Anapest
B Dactylus
C Jambe
D Trochee

Of

Gevraagd
Hoe heet de poëtische stroming waarin dichters proberen om via een gedicht, via de taal, een hogere, ideale werkelijkheid te bereiken?
A Impressionisme
B Modernisme
C Sensitivisme [staat niet in de begrippenlijst, CP]
D Symbolisme

Of

Gegeven
In het tijdschrift Zoetermeer (1994-1997) publiceerden schrijvers als Arnon Grunberg, Ronald Giphart en Herman Brusselmans. Ze provoceren dat hun romans over ‘[niks behalve] kicks’ gaan. In de praktijk schrijven ze over onderwerpen als popcultuur en seks.

Gevraagd
Hoe wordt deze groep schrijvers genoemd?
A Generatie Nix [staat niet in de begrippenlijst, CP]
B Maximalen [staat niet in de begrippenlijst, CP]
C Negentigers [staat niet in de begrippenlijst, CP]
D Nieuw Realisten [staat niet in de begrippenlijst, CP]

Jaarlijks stromen via de lerarenopleidingen honderden docenten de school in die op deze manier literatuur hebben moeten aanleren. Begrijp me goed, ik ben helemaal niet tegen analyse, literaire begrippen en zeker niet tegen literatuurgeschiedenis, maar laat ons hogeschooldocenten die in de bachelor studenten opleiden dan net zo vrij als de docenten in de master die literatuur geven.

Ik denk dat veel van mijn collega’s af willen van dat gedrocht dat LKT heet, maar we stuiten telkens op muren en plafonds, op de politiek die niet luistert, op overkoepelende structuren waar we niet doorheen kunnen breken. Daarom heb ik jou en al je universitaire collega’s nodig om daar waar je kunt druk te zetten om die LKT af te schaffen, zodat wij in de bachelor net zulke intrigerende workshops kunnen geven als jij op de universiteit.

Misschien kan ik dan over 10 jaar, als ik op het eind zit van mijn docentschap, weer net zo uitdagend literatuuronderwijs geven als aan het begin van mijn docentschap.

Coen Peppelenbos

ab ovo vertellen, acconsonantie /medeklinkerrijm, acrostichon, adolescentenliteratuur, adolescentenroman /cross-overroman, allegorie, alliteratie / stafrijm, allusie, alwetende verteller, ambiguïteit, anafoor, anapest, anticlimax, antimetrie, antithese, assonantie / klinkerrijm, asyndetische vergelijking / asyndeton, auctoriale verteller, auctoriale vertelsituatie, autobiografisch verhaal, avant-garde, ballade, beeldspraak, belevend ik, beweging van Vijftig, zie: Vijftigers, bijfiguur, bildungsroman, binnenrijm, brievenroman, chiasme / kruisstelling, chronologie, chute / volta, cliché, cliffhanger, climax, close reading, Cobragroep, column, coming-of-age roman, compositie van de roman, couplet, creatieve functie, cross-over literatuur, cultuurhistorisch motief, dactylus, dada, dadaïsme, detectiveverhaal, dialoog, dierenverhaal, directe innerlijke monoloog, directe rede, distichon, dominee-dichter, dramatiek, dubbelrijm, eindrijm, elisie, ellips, emancipatie van de vrouw, enjambement, enumeratio, enumeratie, zie: opsomming, epiek, erfelijkheid en milieu, essay, esthetische functie, eufemisme, existentialisme, experimentele poëzie, experimentelen, expressionisme, fabel, zie: dierenverhaal fabel, zie: story, feiten en fictie, fictie / non-fictie, fictie en werkelijkheid, figuren, figuurlijk, film en literatuur, fin de siècle, flashback, flat character / type, futurisme, gebeurtenis, gedicht, gekruist rijm, genre, gepaard rijm, glijdend rijm, gouden eeuw, graphic novel, grondmotief, halfrijm, held, historische roman, hoofdmotief, hoofdpersoon, humor, humor en de romantiek, hyperbool, ik-roman, ik-verhalen, ik-verteller, ik-vertelsituatie, impressionisme, impressionistische stijl, in medias res / mediis in rebus, indirecte rede, Indisch-Nederlandse letterkunde / koloniale letterkunde, innerlijke monoloog, interbellum, intertekstualiteit, inversie, ironie, Italiaans sonnet, jambe, jeugdliteraire prijzen, jeugdliteratuur, jongensboek, kettingrijm, kindbeeld, klassieker, klinkerrijm / assonantie, koloniale letterkunde / Indisch-Nederlandse letterkunde, kruisstelling / chiasme, kwatrijn, leescompetentie, leidmotief, letterlijk, limerick, literaire canon, literaire competentie, literaire kritiek, literaire stromingen (vanaf 1880) en richtingen, literaire tijdschriften, literair-historisch motief, literatuur/lectuur, literatuuropvattingen, literatuurwetenschap, litotes, lyriek, lyrisch ik, mannelijk rijm / staand rijm, massacultuur, medeklinkerrijm / stafrijm, meervoudig personaal vertellen / perspectief, meisjesboek, metafoor in engere zin, metafoor, metafora, metaforisch, metoniem, metonymia, metonymie, metonymisch, metrum, middenrijm, modernisme, monologue intérieure, motief, multiculturele literatuur, naturalisme, naturalistisch proza/ naturalistische roman, neologisme / nieuwvorming, nieuwe zakelijkheid, novelle, octaaf, ollebolleke, omarmend rijm, onbetrouwbaar perspectief / onbetrouwbare verteller, ontspannende functie, opsomming, overlooprijm, oxymoron, paradox, parallellie, pars pro toto, personage, personale vertelsituatie, personale vertelwijze, personificatie, perspectief, pleonasme, plot / sujet, poëtica, poëticaal poëzie, point of view, postmodernisme, postmodernistisch, proza, probleemboek, proza, raamvertelling, readymade, realisme, refrein, repetitio, retorica, retorisch, rijk rijm, rime riche, rijm, rijmschema, ritme, roman, romantiek, rondeel, round character, ruimte, scanderen, sextet, sonnet, spanning, sprookje, staand rijm / mannelijk rijm, stafrijm / alliteratie, story, zie: fabel, stijlfiguren, stream of consciousness, strofe, strofische vormen, sujet / plot, surrealisme, symbolisme, symbool, synesthesie, tautologie, tegenstelling, terzet, terzine, thema, tijdsverloop, tijdversnelling, tijdvertraging, totum pro parte, trochee, understatement, vergelijking, vergelijking met als, vergelijking met een verbindingswoord, verhaal, verhaallijn, verhaalmotief, Verlichting, vers, versregel, versvoet, vertelde tijd, vertelinstantie, vertellend ik, verteller, vertelperspectief, vertelstandpunt, verteltijd, volrijm, volta / chute, voorrijm, vooruitwijzing, vrouwelijk rijm / slepend rijm, wending, young adult-roman, zestigers, zeventigers