Antwoorden op prangende vragen

Een goed gedicht stelt vragen aan zijn lezers, vragen waarop vaak vele antwoorden mogelijk zijn. Die antwoorden zijn doorgaans het eenzame lot beschoren van in het hoofd van zo’n lezer te blijven hangen, of, bij gunstige uitzondering, in een café met andere antwoorden van andere lezers uitgewisseld te worden. En heel vroeger, toen poëzieanalyse nog een wetenschappelijke discipline was, verschenen er wel artikelen in nauwelijks gelezen tijdschriften over een gedicht. Of van tijd tot tijd zelfs een heel proefschrift.

In Besmette stad hebben Matthijs de Ridder en Willem Bongers-Dek 65 kunstenaars uitgenodigd om een antwoord te formuleren op een gedicht uit Bezette stad van Paul van Ostaijen. De reden daarvoor was tweeledig. Allereerst is daar het heugelijke feit dat Van Ostaijens bundel in 2021 zijn twintigste lustrum viert en daarenboven, zo geven de samenstellers toe, hebben ze gemeend dat zich in de huidige coronabesmetting de bezetting van Antwerpen in de Grote Oorlog goed laat spiegelen.

Beide redenen zijn meer dan valide. Bezette stad uit 1921 is nog steeds een groots monument binnen de modernistische poëzie. Niet alleen vormt de bundel een hoogtepunt in de Nederlandstalige literatuur, ook internationaal mag hij zich binnen het genre tot de wereldtop rekenen.

Iedereen kent het krachtige ‘BOEM PAUKESLAG’ uit het gedicht ‘Music Hall 2’ en menigeen herinnert zich wellicht ook de bijzondere ode aan ‘Asta Nielsen’, een tamelijk bekende filmactrice uit die tijd. Maar in Besmette stad krijgen alle dertig gedichten, van de ‘Opdracht aan Mijnheer Zoënzo’ tot en met ‘De aftocht’ een repliek die er mag zijn. En sommige gedichten krijgen er zelfs meer, wat mooi aansluit bij mijn opmerking hierboven over de vele antwoorden die goede gedichten kunnen genereren.

Onder de respondenten treffen we bekende en minder bekende namen aan. Natuurlijk geven de ‘usual suspects’ acte de présence. Lieke Marsman, Ilja Leonard Pfeijffer, Ellen Deckwitz en Hannah van Binsbergen staan erin. Maar ook onverwachte namen als Lucky Fonz III en Spinvis. En natuurlijk ontbreken schrijvers met Antwerpse links niet: Jeroen Olyslaegers, Maud Vanhauwaert.

De bijdragen zijn zo divers als maar zijn kan. Heel bijzonder vond ik het antwoord van Hester van Gent op ‘Music Hall 2’ (dat van ‘BOEM PAUKESLAG’). ‘De miniatuur’ is een kort dystopisch verhaal over een wereld waarin generaties elkaar dienen te mijden. Miniaturen van landschappen en straattaferelen herinneren aan vroeger, toen je nog op zulke plekken mocht komen. Een jonge vrouw en een oudere man wisselen zulke miniaturen uit door ze bij elkaar voor de deur te zetten. Op een dag krijgt zij van hem een technisch tot in detail werkende miniatuur, waarin een music hall tot leven komt.

Een aantal meewerkende dichters heeft van de samenstellers een vrijere opdracht gekregen. Zij mochten door heel Bezette stad ‘marsjeren’ in plaats van één gedicht te antwoorden. Een van hen was Ellen Deckwitz die marsjeert door Bezette stad in haar gedicht ‘Gloei’:

Van weer een heel andere orde is het antwoord dat Maud Vanhauwaert geeft aan ‘Music Hall 4’ (het gedicht dat begint met ‘tromgeroffel tromgetrappel’). Ik citeer er een gedeelte uit:

Het lijken uitersten, het verhaal van Hester van Gent en de gedichten van Ellen Deckwitz en Maud Vanhauwaert. Maar ze vormen wel een staalkaart van de vele verassende, creatieve en aanstekelijke antwoorden die de dertig gedichten uit Bezette stad honderd jaar na dato in dit boek krijgen. Besmette stad is een lust voor het oog, een geschenk voor de geest. En een verjaardagscadeautje voor iedere bewonderaar van Paul van Ostaijen en van elk van de 65 respondenten. En dat voor, inderdaad, een geschenkprijs!

Jan de Jong

Matthijs de Ridder en Willem Bongers-Dek (samenstelling) – Besmette stad. Vijfenzestig kunstenaars antwoorden op Bezette Stad van Paul van Ostaijen. Pelckmans, Kalmthout. 256 blz. € 18,-.

Bij het boek behoort ook een fantastische site.