Geen herinnering zonder verandering

Een van de afdelingen in de nieuwe dichtbundel Rennen naar het einde van de honger van Esther Jansma heeft de intrigerende titel ‘Dit is niet een giraffe’ en je moet meteen aan ‘Ceci n’est pas une pipe’ denken. Het schilderij van René Magritte, waarop deze regel onder een geschilderde pijp staat, heeft echter een andere titel: La trahison des images, het verraad van de beelden. De grap van dat schilderij is niet moeilijk te doorgronden. Er staat inderdaad geen pijp op, maar een afbeelding van een pijp. Het stelt zodoende de bedrieglijke relatie tussen kunst en werkelijkheid ter discussie. De gedichten in ‘Dit is niet een giraffe’ doen uiteindelijk ook zoiets, maar dan op een veel pijnlijker manier. Dit is het openingsgedicht:

Dit is niet een giraffe

Tegen die met de lange nek en het kleine hoofd
zeiden ze: je bent een giraffe. Dat ging hij dus
doen: oefenen op niet struikelen, op zijn giraffes
leren ruiken en reiken naar heel hoge blaadjes.

Ergens kwam het besef dat je giraffer kon zijn.
Sommigen konden bij laag licht bladnerven lezen,
beschreven met lome wimpers de afstand ertussen,
zetten rennend hun hoeven op de schaduw van sterren,

waardoor je voelde dat je meer dan ‘ik’ dat alles was.
Hij ging dat ook doen, omdat er maar één ding op zit,
leven, dit ene leven, dit alles tegelijk. Totdat ze zeiden:

je bent geen giraffe, je bent een wijfje, bladeren
zijn loof voor jou, je hoefjes rennen van de wieg naar
het graf, je wimpers kletsen alleen over je wimpers.

Ook hier gaat het over het verschil tussen echt en onecht – alleen is ‘onecht’ hier niet synoniem met ‘kunst’. Het lijkt eerder te gaan over de wanhopige pogingen van een slachtoffer van pesterijen om aan de verwachtingen van zijn pesters te voldoen. Vanwege een lange nek uitgemaakt voor ‘giraffe’, gaat hij zich ook maar zo gedragen, waarschijnlijk om de pestkoppen gunstig te stemmen. Uit een soort van tragische trots probeert hij zijn gedrag zelfs te perfectioneren, hier prachtig verwoord als ‘Ergens kwam het besef dat je giraffer kon zijn’. De anderen zijn evenwel genadeloos. Op het moment dat de jongen zijn giraffenbestaan nagenoeg vervolmaakt heeft, komt de volgende sneer: ‘je bent geen giraf, je bent een wijfje’. ‘Dit is niet een giraffe’ is daarom geen Magritte-achtig raadsel voor de lezer, maar de genadeslag voor een slachtoffer.

De vraag doet zich in de hierna volgende gedichten voor wie dat slachtoffer nou eigenlijk is. In bovenstaand gedicht kan het immers nog de specifieke kleine wereld van een schoolklas zijn. Maar verderop blijkt het de vreemdeling, de vluchteling te zijn die zich heeft voorgenomen zich zo goed mogelijk aan te passen, zo nauwkeurig mogelijk te doen wat er gezegd wordt. Ook hij probeert giraffer te worden, of toch minstens zo giraf mogelijk. De veranderingen waaraan zijn nieuwe leven hem blootstelt, zijn onmogelijk te bevatten en daarom alleen onecht na te bootsen. Het is wellicht in die nabootsing dat de vluchteling zijn leven tot kunst maakt, tot beeld. ‘Het verraad van de beelden’ ligt daarbij constant op de loer. De afdeling eindigt met de kleine cyclus ‘Al die herinneringen’, waarin herinneringen zowel kostbaar als gevaarlijk kunnen zijn. In het nieuwe leven kunnen ze het verschil maken tussen blijven of teruggestuurd worden. Er wordt zo aan getrokken en op gehamerd dat aan het eind de vluchteling zelf niet meer weet wat echt is en wat niet.

Eerst is het een kwestie van alles verzamelen,
urenlang krakende zakken volstouwen en buiten
op voor kwijtraken bestemde plekken dumpen.

Dan volgt het wachten. Ze komen niet terug.
Misschien houden ze zich aan de afspraak
weerloos te zijn. Of had je ze gewoon verzonnen?

Je besluit ook de vorm van halve giraffe op te geven
en zet de zaag in je benen. Zo, dat lucht op.
Nu nog even overal in huis alle lampen aandoen.

De veranderingen zijn dan natuurlijk al eerder ingezet, ook in de bundel. De tweede afdeling, die niet voor niets ‘De verandering’ heet, raakt aan de meest pijnlijke ervaringen. En die zijn er ook in gradaties: klein en groot. Relatief klein is het voorval van in een winkel om brood vragen en niet begrepen worden. Maar het verschil tussen hier en daar is ronduit schokkend verwoord in:

Hier en daar

Je vertrekt uit ruïnes, met bloedende voeten zoek je
een weg door het puin. Het is even wat stiller, stof
daalt neer, de scherpschutters zijn aan het bidden,
daarna eten ze een broodje en duwen grappen en
grollen brakend een tiener op haar knieën – de boog
kan niet altijd gespannen blijven, het is nu pauze.

Iemand betrekt het witte huis in het westen,
betreedt het bordes, slaat de maat naar verhuizers,
schrijdt de marmeren hal in, haalt diep adem en denkt:
kut, mijn kristallen luchter is te klein en mijn tafel,
vette schijt, komt uit de verkeerde tijd gezien
de allure van dit bezit en de reus die ik moet zijn.

Was ik maar eerder heel anders gaan leven, denkt
hij, dan was ik voorbereid. Jij hoort de verkrachters
joelen, een lichaam wordt van een balkon gekeild.

Het bordes van de een en het balkon van de ander. Het zijn twee werelden die zo lijnrecht tegenover elkaar staan, dat het bijna lijkt alsof ze niets met elkaar te maken hebben. Maar de puur materiële zorg om een kristallen luchter, spiegelt zich intussen wel in die andere, parallelle wereld in de zorgeloze omgang met een misbruikt en afgedankt lichaam. Die spiegeling is de verdienste van dit gedicht. Wij, krantenlezers en televisiekijkers, kunnen ons namelijk bij beide beelden wel iets voorstellen, maar het verraad van die beelden, hun verhouding tot de werkelijkheid en tot elkaar, krijgt pas vorm in de poëzie.

De bundel Rennen naar het einde van de honger draait, zoals gezegd, om verandering en herinnering. In een statisch leven, waarin alles altijd hetzelfde blijft, hoef je je ook niets te herinneren. Pas als het leven, noodgedwongen of uit vrije wil en ambitie, verandert, ontstaan herinneringen. Want, zoals het in een van de gedichten staat: ‘Jij zei: leven is kunnen bewegen, je bent geen ding.’ Het is mooi om te zien hoe Jansma dat leven in beweging zet. En de bundel is tevens een krachtig voorbeeld van poëzie die niet alleen tot de lessen Nederlands beperkt hoeft te blijven.

Jan de Jong

Esther Jansma – Rennen naar het einde van de honger. Prometheus, Amsterdam. 54 blz. € 24,99.

Deze recensie stond eerder in Levende Talen Magazine 2021-3