Gedichten die naar vrijheid ruiken

Fred LaHaye is, zo leert de achterflap van Vuur in een vaas, een Iers dichter. Beide kwalificaties zijn maar half waar. LaHaye is een Tilburger die al veertig jaar in Ierland woont. En dichter? Kun je iemand die zo in volstrekte vrijheid duizend dingen doet, waaronder af en toe ook dichten, wel een dichter noemen? Elke kwalificatie – en de bundel noemt er nogal wat: jager, verzamelaar, gereedschapsmaker, muzikant, leraar, boer, en ja, ook dichter – lijkt een beknotting van het vrije leven waarvoor LaHaye ooit heeft gekozen en wat hij tot in de uiterste consequentie volhoudt.

Jasper Mikkers heeft van LaHayes dagboeken gedichten gemaakt en een aardige anekdote uit de ontstaansgeschiedenis tekent de onvoorwaardelijke vrijheidsdrang van de Nederlandse Ier. Toen Mikkers hem vroeg of hij niet samen met hem van de al tamelijk poëtische dagboeken echte poëzie wilde maken, wees LaHaye dat aanbod vriendelijk af. Mikkers moest het maar alleen doen, want een tijdlang gestructureerd aan teksten werken, beperkte hem te veel in zijn vrijheid.

En Mikkers dééd het alleen. Vele jaren lang las, koos, herschreef, verschoof hij de mooiste passages uit de dagboeken en maakte er gedichten van. Niet als een soort ready-mades, daarvoor paste Mikkers te veel aan. Maar eerder als een poëtische vijver die zich boven een welhaast onuitputtelijke bron heeft gevormd en waarin de dichter zijn inspiratie vond. Het resultaat is bijzonder: de gedichten vertellen het verhaal van Fred LaHaye met de woorden van Fred LaHaye in gedichten van Jasper Mikkers.
Soms beschrijven ze kleine observaties:

In flessen rond de kachel staat
het gistend bramensap en klokt mijn dagen door

Als ik de heldere instructies volg
kan er alleen maar excellente wijn ontstaan

In de afdronk zal de kreet weerklinken
van de zeehond spelend in het kelp

De ontstaansgeschiedenis van elk individueel gedicht is natuurlijk niet meer te achterhalen. Komen de woorden uit verschillende dagboekaantekeningen, of hoorden ze in het dagboek ook al bij elkaar? Zijn kwalificaties als ‘gistend’, ‘helder’ en ‘excellent’ van Mikkers of van LaHaye? Het adequate antwoord is dat dat er niet toe doet. Het gaat de lezer om de gedichten.
Van sommige gedichten lijkt het sowieso meer alsof ze uit een dagboek komen:

Vannacht was ik bang
Slagregens ranselden het canvas van mijn yurt

Nu motregent het en kijk ik neer op de rivier
die buiten haar oevers is getreden

Maar natuurlijk kan de dichter juist bij zo’n gedicht er met zorg iets dagboekachtigs van gemaakt hebben. Terwijl voor een gedicht als het volgende, even mooi als ook raadselachtig, wellicht een omgekeerde procedure gevolgd is. Maar misschien ook niet.

Toen ik voor de eerste keer de zee hoorde
dacht ik dat het de stem van God was

en besloot ik priester te worden

en later een gedicht te schrijven
dan maar, over de zee

Ik ruik, raak aan, die schitteringen
in het rollend zand, hoor schelpen ruisen

Ik draai me om, vrijwillig en boks op
tegen de wind, mijn stappen spoelen weg

Onder de zalm een bodemloze oceaan

Ik houd van gedichten die vragen oproepen – en baal derhalve van bundels die van alles uitleggen. Het aardige van Vuur in een vaas is dat de uitgebreide inleiding over de excentrieke Fred LaHaye en de overwegingen die aan de bundel ten grondslag lagen, precies genoeg prijsgeeft om het mysterie in stand te houden: er waren de dagboeken en er was een dichter die daarmee aan de slag ging. Het levert de lezer maar liefst 120 gedichten op die zich wentelen in hun eenvoud en verstaanbaarheid en die desondanks nopen om de bundel telkens even opzij te leggen en, de blik op oneindig, te overwegen wat vrijheid ook weer precies inhield.

Jan de Jong

Jasper Mikkers – Vuur in een vaas. Antaeus, Tilburg. 154 blz. € 12,00.