Na wat mindere stukken over Geschiedenis van de moderne literatuur krijgt Herman Brusselmans deze week ook wat bijval. Van Onno Blom in de Volkskrant krijgt hij maar liefst 3 sterren.

Dus gaat het over Turken die bang zijn voor mannen, omdat die hen te veel aan hun moeder doen denken. Over een neger die bang is voor een kwartjood te worden aangezien. Over de te kleine tieten van Roxane van Iperen en te grote buitenste schaamflappen van Ellen Deckwitz. ‘Een vraag die velen zich zullen afvragen is de vraag: heeft Griet op de Beeck nog steeds knotsknieën? Ja, allicht wel, die raak je niet zomaar kwijt.’

Mag je hierom lachen? Tot schande van het leeuwendeel van mijn geleerde & geletterde vrienden heb ik dat geregeld gedaan.

Maar daarna verging het lachen Blom wel een beetje.

Kees ’t Hart, die het werk van Brusselmans wel vaker verdedigde, las stukken uit het laatste werk voor aan zijn vrouw:

Ze begon naarmate ik vorderde steeds breder te lachen. Vind je het dan niet melig? Ja ja, maar het is ook erg leuk!

’t Hart pleit in De Groene voor een mooie prijs voor Brusselmans:

Lees het nu maar en laat recensenten als ik zich verder het hoofd breken over de krankzinnige kwaliteit en inzet van dit werk. Brusselmans moet zo snel mogelijk een prijs krijgen. De P.C. Hooft-prijs kan niet omdat hij een Belg is. Dus wordt het eerst de Constantijn Huygens-prijs, benoem mij maar vast in de jury.