Een nieuw taboe is waarlijk opgestaan

We leven in tijden van ‘alles moet bespreekbaar zijn’ en opkomen voor onvoorwaardelijke vrijheid van meningsuiting. Taboes? Die kennen we niet meer. Maar Stephan Sanders heeft er toch nog een gevonden. Of misschien is het beter te spreken van ‘toch weer’, aangezien beginnen over gelovig zijn, zeker als intellectueel, in deze jaren niet alleen ongebruikelijk, maar zelfs kwalijk wordt gevonden. Sanders noemt het verschijnsel Godschaamte en schreef er niet alleen columns over, maar bracht zijn verzamelde gedachten en gevoelens nu ook bijeen in een boek met die titel. Als christen die zich niet meer verstopt, maar de confrontatie wel aandurft met agnosten en atheïsten, die niet zelden ook maar meelopers zijn.

Er lijkt wat in de lucht te hangen op het gebied van God en geloven. Niet alleen Stephan Sanders zette na jaren van twijfel, onzekerheid en ‘deinsgedrag’, zoals de jaren geleden rooms-katholiek geworden Willem Jan Otten dat noemt, de stap naar geloof, maar ook andere literaire stemmen beginnen opeens over hun binding met de moederkerk. Na genoemde Otten en zijn vrouw Vonne van der Meer, liet recentelijk ook Kristien Hemmerechts weten weer naar de mis te gaan en Esther Gerritsen schreef al verschillende keren over kerkbezoek en haar verslavende band met Radio Maria, waarop de klok rond Gregoriaans wordt gezongen en anders wel gepreekt of gebeden.

Wat is er veranderd. Heeft het te maken met de deplorabele staat van onze aarde, de nu wel erg zichtbaar wordende eindigheid of is het intellectuele debat zodanig vastgedraaid geraakt, dat zij hun heil maar in handen van de Heer leggen?

Stephan Sanders draait er in Godschaamte niet omheen. Zijn boek is geen puur sociologisch onderzoek naar een niet eerder zo duidelijk benoemd en toch aanwezig hedendaags maatschappelijk verschijnsel, al is dat aspect zeker aanwezig, maar een heus coming-out-epistel. Hij bespreekt al zijn overwegingen en aarzelingen, maakt de begrijpelijke vergelijking met zijn uit de kast komen als homo, wat hij in zijn kringen als een stuk gemakkelijker heeft ervaren, onderkent dat het geloofsvraagstuk hem min of meer onbewust altijd al bezighield, maar stelt vooral scherp op zijn vroegste jeugd en zijn verpletterende ontmoeting met de Surinaamse man, met wie hij nu getrouwd is.

Sanders werd geboren als zoon van een witte vrouw en een zwarte Zuid-Afrikaan. De laatste heeft hij nooit ontmoet, de eerste wilde hem niet meer zien. Het laat ruimte voor uiteenlopende gedachten over wat er zich tussen beide biologische ouders heeft afgespeeld. Sanders kwam als baby terecht bij de nonnen in Halfweg, waar hij liefdevol werd verzorgd en gedoopt. Daarna kwamen zijn adoptieouders in beeld, van wie de vader hoofd van een rooms-katholieke school was en de moeder een vrouw met grote hang naar het mystieke.

Tot zijn dertiende ging hij doordeweeks naar een rk-school en op zondag trouw ter kerke. Daarna volgden veertig agnostische jaren, waarin hij zich vooral toelegde op het schrijven van door hun scherpzinnigheid opvallende artikelen, zoals we die kennen uit de niet meteen als godvruchtig bekend staande Groene Amsterdammer. In die tijd, schrijft hij, kon hij ieder woord dat verwees naar God slechts met ironie en scepsis uitspreken.

Wanneer zijn hernieuwde zoektocht naar God is begonnen, het einde van de schaamte, weet hij zelf ook niet precies aan te wijzen, maar zijn latere echtgenoot hoort beslist in deze ontwikkeling.

Ik moest met die man, vanaf het eerste ogenblik, in het voorjaar van 1999. Ik moest met die man trouwen, want hij was mijn niet-gekende vader, en de zoon die ik nooit heb gehad. Hij was mijn jongere broer en zusje, en ook dat deel van mijzelf dat zichzelf nog nooit veruitwendigd had gezien, als een andere persoon maar toch ook dezelfde. Hij was mijn voorgeslacht, de familie die ik niet kende, en de familie die ik nu, ogenblikkelijk aan moest maken.

Natuurlijk kan een parochiaan niet heen om de historische misstanden en zeer aanvechtbare posities die de rk-kerk door de eeuwen heeft ingenomen. Maar kenmerkend voor nieuwe bekeerlingen is de houding altijd naar milde verklaringen te zoeken, gedrag waaraan ook Sanders niet helemaal weet te ontkomen. Hij gaat naar de mis in de Amsterdamse Sint Nicolaaskerk en stelt opgelucht vast daar veel zwarte en gekleurde mensen te zien en ook homo’s en lesbo’s te herkennen, die er zelfs actief zijn als vrijwilligers. Vanzelfsprekend bewust als hij zich was dat de rk-kerk zo’n lange traditie kent van afwijzing van deze ‘zondige’ seksuele praxis. Niet minder speelt ook Gerard Reve vaak door zijn hoofd en diens doorleefde Godsvertrouwen, uitmondend in aangrijpende poëzie.

Waar Sanders het dichtst bij zijn journalistieke stiel blijft, het zelf gemunte sociologische verschijnsel Godschaamte duidend, is deze integere bundel op zijn sterkst zonder af te doen aan zijn persoonlijke verhaal van zoeken naar das ganz Andere, het heilige, het ontzagwekkende en niet zelden ook onbegrijpelijke, vertegenwoordigd door de kerk van Rome:

In Nederland geldt het beleden geloof inmiddels als onbeleefd. Doe wat je niet laten kunt, maar laat ons er nooit iets van merken. Of, zoals het nog niet zo lang geleden heette in het Amerikaanse leger, als het ging om homoseksualiteit: Don’t ask, don’t tell. In Nederland is geloven geen trofee. Al een tijdje niet meer.

Een vriendin die Sanders al tientallen jaren kende, was zelfs bezorgd over zijn geestelijk welzijn. Ze sprak er met een gemeenschappelijke vriend, die ook nog eens psychiater is, over, dat het helemaal niet goed ging met Stephan. ‘Wanen, psychotische periodes’. Sanders kan er wel om lachen, maar vindt er ook zijn bewijs in dat er een nieuw taboe is opgestaan.

André Keikes

Stephan Sanders – Godschaamte. Een eigentijdse expeditie op zoek naar God. Van Oorschot, Amsterdam. 208 blz. € 20.