Uit de prullenbak geviste Kafka’s

Literaire fictie en beeldende kunst zijn inniger met elkaar verbonden dan vaak wordt opgemerkt. Toch zijn de raakvlakken talrijk en voor de hand liggend. In beide domeinen komt de scheppende kunstenaar denkend en ‘schetsend’ tot nieuwe vormen en inzichten. Dat Franz Kafka, de literaire icoon van befaamde werken als Het proces, De gedaanteverwisseling en Het vonnis, waarin niet in de laatste plaats macht en machteloosheid centraal staan, al vroeg intellectuele belangstelling had voor beeldende kunst, komt dan ook niet als een verrassing. De nu in het Nederlands verschenen prachtuitgave Franz Kafka De tekeningen geven een aansprekende indruk van de wisselwerking tussen woord en beeld. Niet eenduidig, maar het gaat hier dan ook om Franz Kafka.

In tegenstelling tot het residu van communicatie via digitale media, is papier voor altijd, dat blijkt maar weer eens uit dit fraai vormgegeven en minutieus gedocumenteerde boek met alles wat gevonden werd aan tot dusver onbekende, vooral kleinere tekeningen van Franz Kafka (1883-1924). De handschriften, briefjes, kaartjes, aanzetten tot schetsen, wat verder uitgewerkte tekeningen, ‘convoluten’, dat wil zeggen door toeval en zonder bewuste samenhang bij elkaar gebonden schriftjes, maar ook uitgescheurde, verknipte en versneden papierdelen, komen uit de nalatenschap van Kafka’s boezemvriend en latere biograaf Max Brod (1884-1968), de schrijver, criticus en componist, wiens archief in 2019 in de Nationale Bibliotheek van Israël geopend werd.

Veel werkjes zijn uitgevoerd in potlood of inkt op papier, veelal zwart wit, hier en daar met een kleuraccent, soms met schaduwwerking, arceringen en hier en daar met een, misschien wel onbedoelde, rol voor een vouw in het door de tijd deels vergeelde papier. Doorgaans in vrije, meanderende lijnen, maar een enkele keer, zoals op het grafisch vormgegeven etiket van een blauw schoolschrift in daar bij aansluitend bijna karikaturale stijl.

Lang niet altijd gaat het om voor het tekenen bedoeld papier. Oude brieven, rekeningen, collegedictaten, alles kan dienen voor een voorstelling. Kafka tekent wel eens het hoofd en gezicht van zijn moeder of waagt zich aan een zelfportret. Meestal zijn de menselijke figuren anoniem, passanten in het bestaan, ofwel een mens als iedereen. In een enkel geval ondersteunen kleine visuele toevoegingen de tekst in een brief. Zoals die vanuit het kuuroord Matliary in de Hoge Tatra in Slowakije. Het illustreert de lawaaioverlast in het kuurhotel, waar de geluidsgevoelige Kafka onder leed.

Het is niet altijd helder of Kafka ‘uit het hoofd’ tekende of een foto als inspiratiebron gebruikte. Het in 1924 gemaakte vrouwenportret in potlood op papier is ingebed in de aanzetten voor Kafka’s laatste verhaal, ‘Josefine, de zangeres, of Het muizenvolk’. Op de andere kant staat een ontwerp voor het einde van het verhaal. Deze context, zo stelt Pavel Schmidt vast, maakt het waarschijnlijk dat het om Kafka’s laatste tekening gaat, die overigens los staat van het verhaal. Er zijn overeenkomsten met een foto van Dora Diamant, Kafka’s laatste levensgezellin sinds juli 1923. Maar het is geen zekerheid dat deze foto het uitgangspunt vormde.

Tussen 1901 en 1906 tekende de toen jongvolwassen Kafka graag, voorafgaande aan zijn literaire carrière. Toch is hij nooit gezien of beoordeeld als tekenaar. Andreas Kilcher, de bezorger van dit boek, stelt in zijn inleiding meteen al vast dat Kafka als tekenaar nooit een al te serieus te nemen onderwerp is geweest. Maar, voegt hij er aan toe, dat had ook te maken met het feit dat we ons er weinig voorstelling van konden maken. Er waren maar een veertigtal kleine schetsen. Met deze tamelijk recente vondst in het Max Brod-archief is daar verandering in gekomen.

Max Brod moet al vroeg hebben ingezien dat hij omging met een uitzonderlijk man. Kafka zelf moet in die vroege jaren nog zoekende zijn geweest. Hij oefende zich vooral tijdens zijn studie aan de Duitse Universiteit in Praag tegelijk met zijn eerste schrijfpogingen ook in tekenen, nam tekenles, ging naar colleges kunstgeschiedenis en zocht aansluiting bij kunstenaarskringen in Praag. Wat hij daar presteerde vond hij zelf waarschijnlijk nauwelijks de moeite van het bewaren waard, maar Brod, die op dat moment ook tekende, steunde zijn kunstenaarsvrienden en verzamelde stelselmatig hun werk, waaronder dus dat van Kafka.

Het is dus ook aan hem te danken dat er nu nog zo veel van over is. Deels redde Brod de vellen uit prullenbakken, een aantal heeft hij zelfs uit de marges van collegedictaten geknipt. Het verklaart de soms ronduit merkwaardige vormen van de stukken papier. Brod weerstond ook Kafka’s laatste wens om alles wat zich in zijn nalatenschap bevond ‘volledig en ongelezen’ te verbranden. Het ‘tekenwerk’ wordt er zelfs expliciet in genoemd.

Toen Brod in 1939, op de vlucht voor de nazi’s, via Constantinopel naar Palestina vluchtte, nam hij behalve noodzakelijke persoonlijke bezittingen alle manuscripten van Kafka in een handkoffertje met zich mee. Kilcher schetst in zijn uiterst informatieve inleiding nog tal van andere situaties, waarin Brod gewetensvol bleef omgaan met de documenten. Ook de Suez-crisis in 1956 was zo’n moment. Stapsgewijs werden de teksten later gepubliceerd, hier en daar aangevuld met een enkel tekeningetje, maar veel beeldmateriaal bleek er niet te zijn. Fisher Verlag bracht in de jaren vijftig en zestig enkele Kafka-uitgaven uit, voorzien van diens getekende mensfiguren, als waren dat de laatste overgebleven schetsen.

Het bleken er uiteindelijk toch meer te zijn, maar de ingewikkelde eigendomsverhoudingen van Kafka’s werk beperkten Brods mogelijkheden om alle tekeningen te publiceren geruime tijd. Ook zelf hing hij er om uiteenlopende redenen lang tegenaan. Aan het begin van de jaren vijftig liep zo’n poging spaak. Pas toen in 2007 de Nationale Bibliotheek van Israël zich met de kwestie ging bemoeien en enkele eisers waren overleden, kwam er schot in de zaak. Al duurde de effectuering van het vonnis nog tot 2019.

Het maakt dit in drie delen opgesplitste werk tot een van de hoogtepunten voor in Kafka en zijn werk geïnteresseerden. Niet eerder vielen woord en beeld zo zichtbaar samen. Na de inleiding van Andreas Kilcher zijn alle 200 tekeningen, waarvan 140 nooit eerder werden gepubliceerd, van Kafka opgenomen. De bij de tekeningen horende verklarende teksten staan in het derde deel.

Judith Butler tracht in haar essay verbindingen te leggen tussen tekst- en beeldtaal en ook Kilcher gaat verder in op de relatie tussen tekenen en schrijven bij Kafka, die gedurende zijn jeugdjaren al vroeg in aanraking kwam met beeldende kunst. Onder meer door zijn schoolvriendschap met Oskar Pollak, een latere expert op het gebied van renaissance en barok. Maar ook toen hij ouder werd heeft de beeldende kunst Kafka niet los gelaten. Uit Kilchers teksten blijkt steeds de in die tijd bevlogen belangstelling van studenten voor kunst en cultuur, die graag onderling filosofische debatten organiseerden, maar dat ook deden in wat toen ‘cirkels’ of ‘kringen’ heetten.

Geen moment van hun studententijd werd ongebruikt gelaten. Ook in de vorm van reizen door Zwitserland en Italië naar Parijs. Afspraken met in die tijd belangrijke kunstenaars en schrijvers behoorden evenzeer tot hun activiteit. Zo regelde Brod een afspraak met tekenaar en journalist Kurt Szafranski, die samen met schrijver Kurt Tucholsky uit Berlijn bij Brod en Kafka op bezoek kwam.

Of Franz Kafka ook een groot tekenaar had kunnen worden als zijn literaire werk niet zou zijn opgemerkt, is een vraag die je je kunt stellen na bestudering van deze overzichtsuitgave. De misschien wel wat te veel belovende titel ‘De tekeningen’ zegt daar al iets over, want er is eerder sprake van tekeningetjes, schetsjes dan van volwaardige kunstwerken. Maar droedels, van die gedachteloze vormpjes, zijn het beslist ook niet. Daarvoor zijn ze te beredeneerd, noem het literair. Dat enkele daarvan een sterke zeggingskracht hebben, aangrijpende emoties bevatten en invoelbare gemoedstoestanden, brengt de lijn tussen diens latere romans en deze getekende gesteldheden helder in beeld. Waarmee ook de verbondenheid tussen literaire fictie en beeldende kunst niet meer te ontkennen valt.

André Keikes

(Bezorgd door) Andreas Kilcher – Franz Kafka De tekeningen. Met medewerking van Pavel Schmidt (beschrijvende catalogus). Met essays van Judith Butler en Andreas Kilcher. Vertaald door Willem van Toorn. Athenaeum–Polak & Van Gennep, Amsterdam. 368 blz. € 49,90.