‘Ik was die gevleugelde vrouw’

Eens in de zoveel tijd komt er een boek langs dat al je principes door elkaar schudt en ontdaan achterlaat. Zo’n boek is Nacht op klaarlichte dag van Caroline Lamarche. De roman, die uiterst sober, maar absoluut smaakvol is uitgegeven, met slechts één indringende regel van de auteur op de achterflap, is verbijsterend en schokkend.

De hoofdpersoon is een jonge vrouw, die een ogenschijnlijk rustig leven leidt. Ze werkt bij een reisagentschap en heeft een hartstochtelijke relatie met Gilles, een getrouwde man, die in de drukte van zijn baan zoveel mogelijk momenten zoekt om met haar door te brengen. Op een nacht heeft de vrouw een droom waarin ze door een onbekende man overmeesterd wordt, waarbij een pauw en een met bloedrode veren getooide vogelvrouw boven hun lichamen zweven. Kort daarna valt haar oog op een contactadvertentie van een autoritaire man die een jonge vrouw zoekt, waar zij op ingaat. Dat leidt tot een drietal ontmoetingen met een onbekende, ‘rosse man’ op verschillende locaties. Wat tijdens die ontmoetingen gebeurt, is behoorlijk grensoverschrijdend en blijft je op z’n minst een poos achtervolgen.

Onbewogen en met een haast medische precisie onderwerpt hij de vrouw aan allerlei gruwelijkheden. Hij zet knijpers op haar borsten en penetreert haar met allerlei grote, pijnlijke voorwerpen. Kronkelend van de pijn ondergaat ze de handelingen en dagen daarna blijft ze nog bloeden:

Eenmaal thuis deed het erg zeer als ik plaste, een scherpe, brandende pijn. Er lag bloed in de wc-pot. Hoewel het een warme dag was, liet ik het bad vollopen met gloeiendheet water. Ik had het koud. Ik heb me gewassen. Gewassen. Gewassen.

Vreemd genoeg zijn het niet eens zozeer de gruwelijkheden die zo aangrijpen. De man kun je wegzetten als een perverse, zielige kerel, die het nodig heeft om een vrouw zo toe te takelen, maar dat is te makkelijk. Je komt daar als lezer niet mee weg. En dat heeft alles te maken met de vrouw zelf. Veel meer nog dan de man, is het de vrouw die je blijft achtervolgen. De eerste keer denk je: ze heeft zich enorm vergist. Ze ging voor een spannend avontuur, maar heeft zich verschrikkelijk op de man verkeken. Dit is wat ze ook tegen haar vriend Gilles zegt. Maar waarom spreekt zij in godsnaam opnieuw af? En daarna nog een keer. Voor de lezer is het al bijna niet uit te houden, al telt de romans slechts 72 bladzijden.

Wat bezielt haar? Wie is deze vrouw? Ze komt uit een welgesteld gezin, waarin vooral de dienstboden een belangrijke rol spelen: ‘En zo zou het moederschap moeten zijn: een verhaal over dienstboden en jonge meesters, blij dat je elkaar niet toebehoort en dat je de kussen of klappen kunt aanvaarden zonder het gewicht ervan te moeten dragen, lichthartig, blij dat je je leven te danken hebt aan een anonieme hand in een witte handschoen, die je niet je leven lang hoeft te zegenen of te bijten.’ Als kind is de vrouw ooit, toen zij met haar hoofd bij het voeteneinde onder de dekens bijna stikte, door de dienstbode gered. Deze herinnering staat voor in het boek, nog voor het eerste deel begint, en lijkt daardoor een sleutelfunctie te hebben.

De vrouw heeft een kat met de veelzeggende naam ‘Douce’, net zo zwart en wit als de dienstbode van vroeger. De kat heeft kittens gekregen. Door het raam komt regelmatig een ‘rosse kat’ op bezoek, die een stille bedreiging vormt voor Douce en de kittens. Het is alsof beide katten een spiegelfunctie vervullen voor de jonge vrouw in relatie tot de twee mannen. Terwijl Gilles de zachtheid in haar oproept, door haar liefdevol te beminnen, roept de rosse man een onbewogenheid in haar op, waarin zij zelf lijkt te verdwijnen. Door deze parallel krijgt het verhaal een diepe laag waarin je bijna wegzakt.

Op een aantal momenten lijkt het verhaal niet meer dan een pornografische roman bedoeld voor een publiek dat belangstelling heeft voor sadomasochisme. Het is echter de stijl van Lamarche, soms ingetogen, feitelijk, en dan weer beeldend en dramatisch – daarbij ook alle lof voor de vertaalster – die overtuigt dat het boek alle vunzigheid overstijgt en raakt aan een existentieel lijden:

Mijn geslacht is een tol die hij door zijn zweepslagen steeds sneller doet draaien. De man slaat met een wilde, methodische kracht, zonder een woord uit te brengen, en zelf schreeuw ik niet, ik veer op, grote schokken van rauw vlees, waaruit mijn denken afwezig blijft, zonder dat angst of woede in me opkomt. Ik voel geen enkele emotie, ik laat mijn lichaam zich in zijn eentje redden, het kronkelt, rolt zich op. Mijn armen, mijn hoofd, mijn knieën liggen tegen mijn borst, alsof ik me in mezelf wil terugtrekken, mijn eigen foetus wil worden, maar ik wil niets, mijn lichaam wil, mijn lichaam dat alleen nog zijn rug blootgeeft, zoals een slak haar huisje.

Dietske Geerlings

Caroline Lamarche – Nacht op klaarlichte dag. Vertaald door Katelijne De Vuyst. Vleugels, Bleiswijk. 72 blz. € 23,95.

Te koop bij de betere boekhandel of rechtstreeks bij de uitgever.