Alles voor de letteren en de letteren vóór alles!

Wat was het belang van Meyer Abraham (Max) Kijzer? Wat was zijn belang voor de Nederlandse literatuur? Want daarin bewoog hij zich, daar moest hij zijn, dáár ging het gebeuren voor hem. En er gebeurde ook wel wat, hij kreeg een plekje, een heel klein plekje en om dat te bemachtigen, moest hij héél erg zijn best doen. Toen hij het eindelijk had, raakte hij het weer kwijt. Hij overleed in 1944, waarschijnlijk in Blechhammer, een buitenkamp van Auschwitz. Eerder was hij, na twee oproepen, naar kamp Hummelo gegaan. Dwangarbeider werd hij daar. Uit Hummelo kwamen nog enkele brieven, waarin hij zich optimistisch toonde: het was zaak de moed niet te verliezen.

Een literaire zwerfhond (term van Harry G.M. Prick), noemt Aad Meinderts hem in dit monumentale boekje van Flanor. Uit geil en bloed bestaat dit rotte leven doet denken aan de uitgaven van De Engelbewaarder; fijnzinnig, uitstekend gedocumenteerd en prachtig geïllustreerd en vormgegeven.

Zwerfhond Kijzer was veel: sigarenfabrikant, handelsreiziger, denker, journalist, romancier, mesjoggene, knoestige oude boom en, bovenal, dichter.

Geweend heeft hij om teedre dood der bloemen,
rozen wier leven ritselt in de wind,
geweend heeft hij omdat hij als jong kind
de liefdeloosheid voelde als verdoemen.

Toen werd zijn klacht een diep bewogen lied
en in d’avond verborgen stemmen schreien,
zijn leven werd een melodieus verglijen
naar ongekend heelal, een zwijgend niet.

(Fragment uit Kijzers ‘Een lied voor Willem Kloos’.)

Kloos was zijn held. Kloos liet Kijzers werk verschijnen in De Nieuwe Gids (opgericht in 1885 door literair genootschap Flanor). Kloos diende aanbeden te worden. Welnu, dit laatste kon men aan Max Kijzer overlaten. Uit een brief aan Willem Kloos van 26 januari 1935:

‘Hoogvereerde meester! Buitengewoon was ik verrast met Uw zeldzaam eerlijke en voor mij zoo ontzaglijk waardevolle brief. Beste Mijnheer Kloos wat vind ik het toch een uitzonderlijk voorrecht, dat U mij met Uw onvolprezen letterkundige adviezen steeds weer behulpzaam bent. Ik haast mij U te antwoorden, nadat ik U allereerst de verzekering geef, dat het mij weer eens een buitengewoon plezier heeft gedaan en dat ik het mij tot een groot voorrecht reken en eveneens tot even groote eer, dat U wel zo vriendelijk waart, mij uitvoerig te schrijven.’

Aad Meinderts concludeert: ‘Deze brief getuigt van Kijzers bijna pathologische nederigheid, waarachter een persoonlijkheid schuilgaat die overtuigd is van eigen genialiteit.’

Was Max Kijzers belang dat hij, lang voor Cremer en Wolkers, openhartig over seks schreef? Beste Mijnheer Meinderts, daar had ik graag wat meer voorbeelden van gezien in Uw boek. Ook de titel wekt wat dit betreft verwachtingen. Doch de lezer moet het doen met een fragment over Hélène, de heldin uit Kijzers roman De verborgen disonant (1937), die troost zoekt bij een Duitse leeuwentemmer ‘met een geslachtsdeel als van een paard’ en het ook aanlegt met allerlei andere mannen: ‘forsche, jonge, mooie, krachtige, perverse’. Dit soort passages uit De verborgen disonant brengen de recensent van De Sumatra Post ertoe Kijzer uit te roepen tot ‘de goorste auteur van de Vereenigde Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden’. Daarna vraagt hij zich af ‘waarom zoon heer geen etaleur in de Bijenkorf wordt, in plaats van zich bezig te houden met een schrijverij waar hij niet toe aangelegd is’.

In 1938 raakte Max Kijzer zijn belangrijkste podium, De Nieuwe Gids, kwijt toen de fascist A.A. Haighton eigenaar van het blad werd. Maar Kijzer moést publiceren – daar deed hij alles voor. In een poging Sigarenfabriek José Alvarez, zijn laatste roman, bij uitgeverij Bruna onder te brengen, schreef hij aan P.H. Ritter jr., die hij hoopte te bewegen tot een inleiding: ‘… mocht U nog zinnen en scènetjes vinden die U niet bevallen, dan geef ik U het volle recht, die te verwijderen of grondig te herzien.’ Het boek verscheen, in afgezwakte vorm, in 1939. Anton van Duinkerken, recensent van dagblad De Tijd, vond het nog steeds te gewaagd. Maar die was rooms-katholiek.

Kijzers belang was, denk ik, dat hij dóórging en zich door niets of niemand liet tegenhouden in zijn strijd: alles voor de letteren en de letteren vóór alles! Hij had, wellicht, in plaats van een plekje een plek kunnen veroveren in de Nederlandse literatuur, als hij in staat was geweest het pathos van zich af te schudden. Maar de Duitsers kwamen en verwoestten de schrijver. Daarna vernietigden ze de man, of wat er nog van hem was overgebleven. Zo hebben de nazi’s hem uiteindelijk wèl tegengehouden. Echter: ze hebben de dichter niet uitgewist. Meyer Abraham Kijzer bestaat, mede dankzij deze mooie biografische schets.

Ralph Schippers

Aad Meinderts – Uit geil en bloed bestaat dit rotte leven. Flanor, Nijmegen. 96 blz. € 19,50.
Het boek is verkrijgbaar via de uitgeverij.