Naar dwangarbeiders keek niemand om

De geallieerden begrepen er niets van: aan het eind van de Tweede Wereldoorlog waren vrijwel alle weerbare Duitse mannen en jongens aan het front. En toch bleven er in Duitsland enorme aantallen gevechtsvliegtuigen en tanks en ontstellende hoeveelheden munitie van de lopende band rollen. Hoe was dat in vredesnaam mogelijk?

Het antwoord: door massale dwangarbeid. Vanuit de door de nazi’s bezette landen werden naar schatting zeven miljoen werkslaven aangevoerd, mannen en vrouwen die het werk in de Duitse fabrieken moesten verrichten, veelal onder onmenselijke omstandigheden. Pas de laatste jaren is er duidelijkheid gekomen over de omvang van dit systeem.

Zwijgen en verdringen was een sterke reflex in de jaren na de oorlog. Zelfs voor het lot van de miljoenen joden die naar Duitse concentratiekampen waren getransporteerd, was aanvankelijk nauwelijks aandacht. Inmiddels is er veel bekend over wat hen werd aangedaan en ook in de literatuur is hun lot indringend beschreven.

De Oekraïens-Duitse Natascha Wodin (1945) is een van de eerste literaire auteurs die aandacht vestigen op het lot van de miljoenen dwangarbeiders in Duitsland. In haar roman Ze kwam uit Marioepol (2019) bracht ze het leven van haar moeder in kaart, dochter uit een aristocratische Oekraïense familie die in 1943 samen met haar echtgenoot als werkslaaf werd afgevoerd om in een Duitse wapenfabriek te werken.

In haar meest recent vertaalde boek, Ergens in dit duister (2020), probeert Wodin dichter bij haar vader te komen. Ze probeert te achterhalen hoe hij de tiran kon worden die hij was. De stuurse, zwijgende alcoholist die vanaf zijn tewerkstelling bijna vijftig jaar in Duitsland zou wonen, zonder ook maar één woord Duits te spreken. De man die ze haar hele leven afgrondelijk zou haten, maar die ze ook nooit zou kunnen loslaten.

‘Soms stelde ik me voor dat ik tien slaappillen in zijn koffie zou doen,’ schrijft ze over de doodsstrijd van haar vader, ‘maar zo’n daad van verlossing had alleen uit liefde volbracht kunnen worden. Ik was een bewaakster die hem tijdens het sterven observeerde, meer niet.’

Wie de eerdere werken van Wodin kent, treft in Ergens in dit duister bekende thema’s. De zelfmoord van haar moeder toen ze tien was, het hardnekkige zwijgen van haar vader, het marginale leven van voormalige dwangarbeiders en hun gezinnen in een speciaal voor hen gebouwd wooncomplex, letterlijk en figuurlijk buiten de Duitse samenleving. Opnieuw en opnieuw haalt Wodin haar traumatische herinneringen op in een poging er greep op te krijgen.

Waar Wodin in Ze kwam uit Marioepol spectaculaire ontdekkingen beschrijft over het leven van haar moeder, levert haar speurtocht in Ergens in dit duister nauwelijks nieuwe inzichten op in het leven van haar vader. Hoe getraumatiseerd hij al was vóórdat hij uit de Oekraïne naar Duitsland werd verscheept? Wat hij meemaakte als dwangarbeider? Of het tot hem doordrong dat zijn vrouw niet verdronk, maar zelfmoord pleegde? Of hij het in de gaten had dat hij ook na de oorlog nog veracht werd als Slavische ‘Untermensch’? De meeste vragen die Wodin opwerpt, blijven onbeantwoord.

Juist dat uitblijven van antwoorden, de machteloosheid en de onwetendheid, zijn indrukwekkend. Doordat Wodin niet voorbij de muur van zwijgzaamheid van haar vader komt, en niemand iets vertelt over het lot van de dwangarbeiders in de oorlog, begrijpt ze niet wie ze zelf is en waarom haar leven zo’n afschuwelijke worsteling moet zijn.

Over het onbegrip tussen vader en dochter Wodin:

Hij had er geen idee van hoeveel waarheid er school in zijn overtuiging dat ik dankzij zijn opvoeding schrijfster was geworden. Altijd was het ook zijn zwijgen geweest waartegen ik had gevochten door te schrijven […]. Zijn zwijgen was voor mij het zwijgen van het universum geworden, dat me tot wanhoop dreef.

Als kritische lezer trek je bij Ergens in dit duister zo nu en dan een moeilijk gezicht. Natascha Wodin vliegt regelmatig uit de bocht met haar beeldspraken, afgewogen of beheerst is haar verhaal geenszins, en de psychologie van haar personages is niet overal overtuigend. Maar valt haar dat te verwijten? Als een schrijfster worstelt met haar levensverhaal en haar afkomst, mag je dan verwachten dat ze daar in fijn geciseleerd proza verslag van doet?

Dat haar ouders haar niets kunnen vertellen over hun verdriet en hun trauma’s, is verschrikkelijk, maar dat Wodin als meisje ook op school ook nog nazistische drek krijgt voorgeschoteld, is misschien nog aangrijpender. Ze groeit op in een land dat niets wil weten van zijn misdaden. Het blootleggen van die misdaden komt pas jaren later op gang, en voor het systeem van dwangarbeid is zelfs pas decennia later aandacht gekomen. Mede dankzij Natascha Wodin, die de slachtoffers een gezicht geeft.

Ralph Aarnout

Natascha Wodin – Ergens in dit duister. Vertaald door Anne Folkertsma. Atlas Contact, Amsterdam, 221 blz. € 22,99.