Het onbetwistbare nut van historisch besef

Toen Rusland op 24 februari Oekraïne binnenviel, was dat voor sommige mensen een complete, verbijsterende verrassing. Maar dat waren natuurlijk niet de ingewijden. Die waren alleen maar verrast door het moment de aanval. Dat lag ook een beetje aan de Amerikaanse president Biden, die de invasie met telkens een nieuwe deadline bleef voorspellen. Maar op die vroege februariochtend kwam de voorspelling dan toch uit.

De echte Ruslandkenners en historici keken er nog minder van op. In Oorlog met Rusland, een geactualiseerde versie van een eerder in 2014 onder een andere titel verschenen essay, legt Michel Krielaars uit hoe onvermijdelijk deze oorlog was. De bron van de Russische agressie ligt voor een belangrijk deel bij de ontmanteling van de Sovjet-Unie in 1991. De Russische president Poetin heeft dat meermaals de grootste geopolitieke ramp uit de recente geschiedenis genoemd. Maar, vervolgt Krielaars, ook bij het einde van het Tsarenrijk in 1917 zijn nog oorzaken aan te wijzen.

Al in 1994 toonde Poetin, toen nog locoburgemeester van  Sint-Petersburg, zich de revanchist die hij gedurende zijn carrière steeds is gebleven. Moskou had volgens hem grote gebieden afgestaan aan de voormalige Sovjetrepublieken die historisch gezien Rusland toebehoorden. De 25miljoen Russen die daardoor buiten Rusland woonden, mocht het moederland niet in de steek laten.

Het Westen had dus kunnen weten dat Poetin Oekraïne nooit zomaar zou opgeven. Hij heeft er zelfs menig keer voor gewaarschuwd. Zo zei hij op de NAVO-top in Boekarest van april 2008 tegen de Amerikaanse president George W. Bush, toen een eventueel Oekraïens NAVO-lidmaatschap ter sprake kwam: ‘Je weet toch, George, dat Oekraïne helemaal geen staat is? Wat is Oekraïne? Een deel van het gebied is Oost-Europa, een ander deel, een aanzienlijk deel, is door ons weggegeven.’
[…]
Nu Poetin op 24 februari 2022 het bestaansrecht van de soevereine staat Oekraïne in zijn oorlogsverklaring opnieuw heeft ontkend, vallen de dreigende woorden uit 2008 volledig op hun plaats.

Krielaars maakt in een helder betoog duidelijk hoe Poetin teruggrijpt naar een stalinistisch of zelfs tsaristisch verleden.

Een andere vraag is hoe het komt dat hij zich nog altijd van meer dan voldoende binnenlandse steun weet te verzekeren. Dat heeft natuurlijk met propaganda en de macht over de media te maken, maar er zit ook een historisch-sociologische kant aan. De volgzame homo sovieticus is immers geen uitvinding van Poetin en – ondanks zijn meedogenloze terreur – zelfs niet van Stalin.
Terwijl Poetin in het begin in het Westen net deed alsof hij in Rusland de kortstondige democratische opleving van Jeltsin voortzette, zodat hij gunstige olie- en gascontracten kon afsluiten, bracht hij zijn land in sneltreinvaart terug naar de praktijk van het stalinistische verleden.

Het kwam hem daarbij van pas dat de olieprijs enorm was gestegen en de Russen niet meer maandenlang op hun salarissen en pensioenen hoefden te wachten. Het algemene levenspeil steeg, al bleven de meeste Russen buiten Moskou arm. Wel ontstond er een grootstedelijke middenklasse, die de wijde wereld in trok om er haar nieuwe geld uit te geven. In ruil daarvoor moest iedereen zijn burgerrechten inleveren, die begin jaren negentig door Jeltsin in de nieuwe grondwet waren gegarandeerd. Aanvankelijk kon het de meeste Russen weinig schelen dat ze zich niet met de politiek mochten bemoeien, ook omdat ze niet goed wisten wat ze aan vrijheid van meningsuiting, eerlijke verkiezingen of ministeriële verantwoordelijkheden zouden kunnen hebben. Van burgers werden ze een modern soort lijfeigenen. En dat was precies wat Poetin in de door hem bedachte structuur van gecentraliseerde macht nodig had om zijn gang te kunnen gaan.

Oppositiepolitica en mensenrechtenactiviste Valeria Novodvorskaja, die in 2014 overleed aan een acute infectie, deelde de bevolking in in Russen en Sovtjetvolk. De 50 000 demonstranten die op 15 maart 2014 de straat opgingen om Oekraïne te verdedigen waren Russen. Alle anderen waren ‘manisch-depressieve slaven’, ofwel ‘Sovjetvolk’.

Maar niet alleen de geschiedenis en de Russen zijn debet aan de huidige crisis. Ook het Westen treft blaam, legt Krielaars uit. Na de val van de muur in 1989 en het einde van de Sovjet-Unie in 1991 leefde bij ons het idee dat het met Rusland wel de goede kant op zou gaan en dat hun rol als wereldmacht voorgoed uitgespeeld was. Bij de uitbreiding van de NAVO en EU naar het oosten is voorbijgegaan aan mogelijke Russische sentimenten en bovendien waren de handelsbetrekkingen te belangrijk om acht te slaan op wat er nou echt in het Kremlin leefde. Een gezonde dosis historisch besef in plaats van de fixatie op handel en winst had wellicht veel van de huidige problemen kunnen voorkomen.

Oorlog met Rusland geeft in een handzaam formaat een mooi overzicht van wat iedereen zou moeten weten, of liever: hád moeten weten.

Jan de Jong

Michel Krielaars – Oorlog met Rusland. Pluim, Amsterdam/Antwerpen. 96 blz. € 15,00. (Van ieder verkocht exemplaar gaat € 2,50 naar giro 555 voor Oekraïne.)