Jeroen Brouwers is vandaag na een kort ziekbed overleden. Dat is bevestigd door zijn uitgever Atlas Contact. Brouwers is 82 jaar oud geworden.

De boeken die ik heb geschreven zijn mijn biografie: zij zijn de voetstappen die ik nalaat op mijn weg. Al mijn boeken zijn autobiografisch en niettemin alle gelogen – ik schrijf dan ook niet historie, maar literatuur: de mijne. Ik ben de verhalen die ik vertel.

Jeroen Brouwers laat een groot en veelbekroond oeuvre na. Zijn laatste roman is de in 2020 verschenen roman Cliënt E. Busken waarvoor hij een jaar later de Libris Literatuurprijs kreeg. In 2015 werd hem de ECI Literatuurprijs toegekend voor de roman Het hout (2014).

Zijn grote doorbraak was Bezonken rood (1981), waarin hij zijn jongste jaren met zijn moeder in het jappenkamp beschrijft. Het boek werd meer dan vijftig keer herdrukt. Zijn andere boeken over Indië werden eveneens bestsellers, zoals Het verzonkene (1979, Multatuliprijs 1980) en De zondvloed (1988, F. Bordewijkprijs 1989).

Voor de zin

Al stond in het centrum van het huis een kachel als uit de machinekamer van een stoomschip en stortte ik deze vol kolen en hout uit het bos, ze verspreidde geen warmte, – zoals er ook van mij, volgestort met het witte water van de firma Bols, niet echt meer iets constructiefs uitging.

uit zijn ‘oerboek’ In het midden van de reis door mijn leven (2006) kreeg hij de Tzumprijs voor de beste literaire zin. In 2018 werd Brouwers een eredoctoraat aan de Radboud Universiteit toegekend.

Jeroen Godfried Maria Brouwers, geboren op 30 april 1940 in Batavia in het toenmalige Nederlands-Indië, debuteerde als literair schrijver in 1964 met de verhalenbundel Het mes op de keel. Eerder werkte hij voor het jongevrouwenblad Romance en publiceerde hij een biografie van Edith Piaf en twee deeltjes in de AO-reeks: Van rondeel tot chanson (1963) en Couperus 1863-1963 (1964). Joris Ockeloen en het wachten was in 1967 zijn romandebuut. Hij won er hetzelfde jaar de Vijverpers mee.

Hij werkte in de jaren zestig als redacteur bij de Vlaamse uitgeverij Manteau in Brussel. Over die tijd gaat het autobiografische Groetjes uit Brussel, in 1978 opgenomen in Mijn Vlaamse jaren, dat verscheen in de reeks Privé-domein van De Arbeiderspers. Een bescheiden doorbraak kwam in 1977 met Zonsopgangen boven zee. Hierin zitten een veertigjarige man en zijn jongere vriendin Aurora opgesloten in een dienstweigerende lift. De lezer zit in deze claustrofobische roman als het ware opgesloten in het hoofd van de hoofdpersoon. Zijn fobieën en obsessies worden zo bijna aanraakbaar. In Cliënt E. Busken paste Brouwers eenzelfde techniek toe: dit verhaal wordt verteld door een ouder iemand die is opgesloten in zijn lijf.

Zijn meest geprezen roman is Geheime kamers uit 2000, waarvoor hem de Multatuliprijs, de AKO Literatuurprijs, de Gouden Uil, het Gouden Uilskuiken en Humo’s Gouden Bladwijzer ten deel vielen. In zijn prijzenkast staat ook de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre (1993).

De grootste literaire prijs in het Nederlandse taalgebied, de Prijs der Nederlandse Letteren, die Brouwers in 2007 werd toegekend, weigerde hij nadat hij tot de conclusie was gekomen dat het geldbedrag van 17.000 euro in het niet viel bij het prestige van de onderscheiding.

Over zijn fascinatie voor schrijvers die zelf een einde maakten aan hun leven publiceerde Jeroen Brouwers in 1983 het vuistdikke De laatste deur waarvan in 2017 een geüpdate editie verscheen.

Jeroen was niet alleen een heel groot schrijver, een van de belangrijkste schrijvers van ons taalgebied, maar ook een zeer aimabel mens. We zullen hem erg missen

laat zijn uitgever Atlas Contact weten.

Met dat ‘aimabele’ zullen niet alle collega’s van de vandaag overleden schrijver het eens zijn. Hij beschikte over een venijnige pen die hij voor zijn talrijke polemieken doopte in van Willem Frederik Hermans geleend zwavelzuur. Zijn pamflet De Nieuwe Revisor baarde in 1979 veel ophef doordat hij frontaal in de aanval ging tegen wat hij noemde de ‘jongensliteratuur’ van de jaren zeventig. Vooral Guus Luijters moest het ontgelden.

Ook Vlaamse auteurs kregen er van Jeroen Brouwers vaak van langs. In zijn tijd bij Manteau redigeerde hij hun manuscripten, wat volgens hem niet zelden neerkwam op het volledig herschrijven van teksten. Veel van zijn polemieken werden verzameld in de reeks Kladboek.