Reizen in de ruimte en in de tijd

Een avontuurlijke reis, het nieuwe boek van Guus Luijters, gaat over reizen in de ruimte en reizen in de tijd. Het eerste doe je door de boot naar Engeland te nemen, het tweede door het werk van Jane Austen te lezen: bij Luijters gaan beide manieren van reizen hand in hand: hij ‘ontdekt’ Austen, vreet zich (een ander woord kan ik er niet voor bedenken) binnen korte tijd door haar complete oeuvre heen en besluit dan Steventon, Chawton en Winchester, plaatsen waar Jane Austen heeft gewoond en gewerkt, te bezoeken.

‘Ik heb überhaupt iets met plekken’, zei Luijters in een interview. ‘Ik heb het idee dat het zijn op de plek waar iets gebeurd is, iets toevoegt aan die gebeurtenis.’ Dus gaat hij, groot bewonderaar van Nabokov. naar Leningrad.

Het zijn de beste verhalen in Een avontuurlijke reis: ‘Op zoek naar Jane Austen’ en ‘Op het spoor van Vladimir Nabokov’, verslagen van zeer persoonlijke ontdekkingsreizen, tijdens welke de auteur vooral zichzelf ontdekt. Het zijn op de plek voegt waarschijnlijk minder toe aan het werk van de schrijver die daar heeft geleefd dan aan de beleving van dat werk. De werkelijkheid van de lezer wordt getoetst aan die van de schrijver; de vraag: ‘Waarom moet ik per se de kamer zien, waarin ze gezeten aan een laag driepotig tafeltje op kleine velletjes papier haar boeken schreef?’ (blz. 63) moet in die zin beantwoord worden. De vraag stellen is hem beantwoorden.

Luijters heeft een vlotte stijl van schrijven, die de lezer niet voor grote problemen zet. Soms kun je hem slordigheid verwijten, wanneer hij bijvoorbeeld ‘gelijk’ gebruikt in plaats van ‘meteen’ of ‘direct’. Het zijn kleinigheden, maar, wil Luijters kritieken als die van Jeroen Brouwers in de laatstverschenen Tirade [mei 1978] in de toekomst voorkomen, dan zal hij daar toch op moeten letten.

Eén verhaal in Een avontuurlijke reis komt niet van de grond: het titelverhaal, dat is verdeeld in twee delen. In deel I bekijkt Luijters de plekken die Herman Melville, de schrijver van Moby Dick, tijdens een bezoek aan Amsterdam heeft aangedaan. Luijters komt dan tot de volgende overweging: ‘van Melville wist ik precies wat hij op donderdag 23 april 1857 uitvoerde, maar wat wist ik van mijn vrouw en wat wist zij van mij? Uit Leeuwarden komt ze, de stad van Slauerhoff, die daar aan de Voorstreek woonde en de Rijks-HBS op het Zaailand bezocht, maar zij? Op welke school had zij gezeten? en waar stond die school en hoe zag hij eruit?’

Dus reizen Luijters en zijn vrouw in deel II naar Leeuwarden; ‘laat ik voorop stellen dat ik een ingekankerde hekel aan provinciesteden heb en dat ik me dus van Leeuwarden helemaal niets voorstelde’, deelt hij de lezer mee (Jeroen Brouwers zal vallen over het slordig gebruik van ‘voorop stellen’ en ‘voorstellen’ in één zin). ‘Maar Leeuwarden was anders.’

‘Vreemd is het, om hier zo te staan, op zoek naar…, ja, naar wat eigenlijk? Onszelf?’ Waarom Leeuwarden anders is dan de andere provinciesteden, wordt niet duidelijk. Geen moment heeft de lezer het idee deel te nemen aan iets, wat wel het geval is bij de stukken over Austen en Nabokov.

Beter is dan weer ‘Voorstudies voor het portret van Hans van B.’, waarin aan de hand van gesprekken met oud-klasgenoten het beeld van een bij een verkeersongeluk om het leven gekomen schoolvriend wordt gereconstrueerd. Dat het om een voorstudie gaat, mag blijken uit het feit, dat Luijters de mensen aan het woord laat zonder zelf in te grijpen (wat wel tot, alweer, slordigheden leidt, maar de authenticiteit intact laat). De schrijver laat in dit stuk (de ondertitel van het boek luidt: ‘reportages’, maar dat woord dekt niet in alle gevallen de lading) zien, dat in ieder mens een verhaal zit. Ik ben benieuwd naar het definitieve portret van Hans van B.

Door het verhaal van anderen te vertellen, vertelt de auteur ook een deel van zijn eigen verhaal. In ‘Hans van B.’ is dat het duidelijkst, maar het geldt ook voor de stukken over Austen en Nabokov. Men stelle g zich een wit vel papier voor: Luijters kleurt grote stukken in, zodat op den duur zijn eigen profiel als wit vlak over blijft.

In ‘Persoonlijke favorieten’, een selectie uit de columns die Luijters tussen ’72 en ’77 voor Het Parool schreef, werkt hij andersom: van binnenuit. Er zijn heel goede stukken bij: het mag geen wonder heten dat hij zich heel wat vijanden op de hals heeft gehaald.

Frank van Dijl

Guus Luijters – Een avontuurlijke reis. Athenaeum-Loeb.

Deze recensie werd eerder gepubliceerd in Het Vrije Volk van 17 juni 1978.