Aan en af

De trams reden aan en af, staat op meerdere plekken in Verdwenen stad, het op aangrijpende wijze te boek gestelde verhaal over hoe de Joodse bevolking in de Tweede Wereldoorlog met de tram uit Amsterdam gehaald werd. Cineast Willy Lindwer, die er een film over maakte, en schrijver Guus Luijters onderzochten samen een goeddeels vergeten aspect aan de Jodenvervolging in de hoofdstad. Namelijk hoe de nazi’s de naar schatting 63.000 van de 77.000 Joodse inwoners gedeporteerd hebben. Het nog steeds bestaande Gemeente Vervoer bedrijf (GVB) collaboreerde zonder morren, maar stuurde wel consequent facturen. De trams reden leeg aan. En met de uit hun huizen gehaalde Joden af.

Amsterdam was tot de Tweede Wereldoorlog vier eeuwen lang een zeer Joodse stad. Het werd wel het Jeruzalem van het Westen genoemd, weten de auteurs. Daarna was er van het Joodse leven vrijwel niets meer over. Waar nu de Stopera staat, woonden voor de Holocaust vele honderden gezinnen. Dat is bekend, zoals ook het verhaal van de Joodsche Raad en de Hollandsche Schouwburg aan de Plantage Middenlaan bekend is. Wat Lindwer en Luijters zich als nog steeds door die traumatische periode gefascineerde onderzoekers afvroegen, was hoe de Duitse bezetters in nog geen veertien maanden vele tienduizenden mensen wisten af te voeren.

De logistieke aanpak bleek even weloverwogen en doeltreffend als die van de vernietigingskampen, waar de de meeste van de miljoenen gedeporteerde Joden uiteindelijk vermoord werden. Het GVB moest de bestaande lijndiensten van de tram wel even omgooien, je hoort haast het hedendaagse kulzinnetje ‘excuses voor het ongemak’. Even Hollands als de tram, bleek de instelling van het vervoersbedrijf: voor niets gaat de zon op, dus wél betalen voor onze loyale inzet. Niemand had bedenkingen bij het onder bewaking van Duitse militairen en Nederlandse politieagenten afvoeren van de Joodse burgers. Jacques Presser noemde de kwestie in 1965 al kort in zijn aangehaalde boek Ondergang:

De Duitsers hoefden maar even te telefoneren en zij kregen zoveel trams als ze nodig hadden: die stonden elke avond gereed; de Amsterdamse ‘Bedrijven’, ressorterend onder burgemeester Voûte zelf, werkten in maximale mate mee. De trams vervoerden de aldus getekenden naar het Centraal Station… tot in de dood.

Verdwenen stad is met zijn verbluffende feitelijk documentatie, waaronder 23 niet eerder gepubliceerde facturen van het GVB, chronologie van de deportaties per tram en autobus tussen juli 1942 en augustus 1944 en inzicht in de plekken waar verzamelplaatsen en tramhaltes waren, precies het goede boek op dit moment. Met de opening van het Holocaustmuseum aan de Plantage Middenlaan tegenover de Hollandsche Schouwburg vertelt het een klein, maar veelzeggend stukje van het niet te bevatten verhaal van antisemitisme en Jodenvervolging.

Over het GVB, dat tot de dag van vandaag moeite heeft met het erkennen van verantwoordelijkheid, korte gesprekken met overlevenden en ooggetuigen en zelfs het specifieke verhaal van de familie Frank, die na het verraad werd opgepakt en met een van de laatste trams naar het Centraal Station werd gereden. Dat laatste fragment is het goeddeels ontbrekende stukje van het iconische verhaal van Anne Frank, tussen het Achterhuis en haar dood in Bergen Belsen. Haar laatste rit met de tram was ook een van de laatste waarvoor het GVB doodleuk een factuurtje aan de bezetter stuurde.

Omdat de factuur niet betaald werd, volgden nog diverse aanmaningen zelfs nog tot lang na de oorlog.

De laatste rekening van het GVB vermeldt de tramrit van 8 augustus 1944. Er werd 80 gulden in rekening gebracht voor vier tramritten in die maand. Omgerekend werd er voor de tramrit van 8 augustus met de familie Frank een bedrag van 30 gulden in rekening gebracht.

Achterin het boek met de weinig originele en ietwat misleidende titel, omdat die niet expliciet verwijst naar de rol van de tram, waar boek en film toch in hoofdzaak over gaan, dwaalt Luijters door de stad. Langs de vele ’schuldige plekken’, naar analogie van Armando’s ‘schuldig landschap’. Plekken, die er nu dan wel vriendelijk of mooi uit kunnen zien, maar waar verschrikkelijke dingen zijn gebeurd. Zoiets is Luijters wel toevertrouwd. Hij kent Amsterdam door en door en weet met talloze verwijzingen, ook naar literatuur en beeldende kunst, de impact van het gebeurde voelbaar te maken.

Wat Verdwenen stad heel confronterend maakt is natuurlijk vooral de verregaande meegaandheid van GVB, directie en medewerkers, maar ook politie en burgers, die allemaal hun medewerking verleenden of in het beste geval passief toekeken. Er is geen enkel geval van werkweigering van trampersoneel bekend. Slechts de Joodse trambestuurder Ruben Salomon Swaab staakte, maar de draagwijdte van diens actie bleef uiteraard heel beperkt. Een week later ontsloegen de nazi’s hoe dan ook alle Joodse trammedewerkers.

Lindwer en Luijters zijn er echter niet op uit, stellen ze, om iets of iemand aan te klagen, wat je heel soepel mag noemen jegens het GVB. Maar waarschuwen willen ze wel, namelijk dat rassenhaat, discriminatie, uitsluiting en uitroeiing van volkeren en minderheden en vluchtelingen, die nergens welkom zijn, niet alleen iets van die tijd was. In het bestek van dit boek gaat het natuurlijk in de eerste plaats om antisemitisme, dat lang slechts van ‘een stabiele groep neonazi’s’ kwam. Tegenwoordig kun je het in het sterk gepolariseerde Nederland steeds vaker en werkelijk overal aantreffen. Een huiveringwekkende gedachte.

André Keikes

Willy Lindwer en Guus Luijters e.a. – Verdwenen stad. Balans – Amsterdam. 256 blz. € 24,95.