Open brief aan A.L. Snijders (Poste Restante)

Beste A.L.,
(wherever thou art)

Ons afscheid, na 21 jaar vriendschap, waarbij je door de toekenning van de Constantijn Huygens-prijs zegevierend productief werd, en vanwege je warme kabouterstem vele duizenden luisteraars – merendeels vrouwen op leeftijd – op radio 4 inhoud gaf aan hun zondagmorgen, een zondagmorgen die anders leeg zou zijn gebleven, maar nu werd opgewaardeerd tot een zondagmorgen zonder zorgen (met dank aan Gerard R.) was een cynisch getint good-bye.

Ik formuleer het hier enigszins omslachtig, maar ik moet even warmdraaien.
Je mail, drie jaar geleden, dat je een nieuwe dame had ontmoet met wie je je, quote: ‘Helemaal suf ligt te neuken’, viel bij mij in pastei, om het in letterzetterstaal te zeggen. Slecht dus.

Het betrof hier mevrouw Ineke Swanevelt, die vele jaren eerder (naar eigen zeggen op 23-jarige leeftijd) met Godfried Bomans ook al in een affaire was versmolten. Ze had al vroeg schrijvers in het vizier, lijkt het. En ze is ook zelf literair begaafd (oefening baart kunst) gezien het dagboek dat op of rond je sterfdag door uitgeverij De Melkkoe (alias uitgeverij AFdH) op de markt is gebracht.

Maar A.L., wat heb je er nadien toch een puinhoop van gemaakt!
Goed, na het overlijden van Yvonne Sweering, sedert 52 jaar je echtgenote, met samen vijf kinderen, heb je veertien maanden een schrijnend eenzaam leven geleid/geleden daar in de bossen rondom Klein Dochteren, nabij Lochem. Daarmee was je uiteindelijk een gewillige prooi geworden voor dames op leeftijd. De heksen konden je zo ophalen.

Wat waren jullie gelukkig, volgens mevrouw Swanevelt. Twee jaar lang was het leven een feest, luidt de kop boven het interview in NRC van vorige week zaterdag, 11 juni, 2022, ter gelegenheid van de verschijning van haar aan jullie verhouding gewijde dagboek Laatste lente. Een mooie titel, voorwaar.
Ik steun je dochter Pille in haar woedende radeloosheid en ook Loïs heb ik aanvankelijk getracht te kalmeren, al is contact met haar moeilijker te bestendigen. Met de jongens Matthijs, Marcus en Gijs heb ik geen contact gezocht; een man mag niet huilen.

In dat interview met Coen Verbraak vraagt hij:
‘Hoe reageerde jullie omgeving?’
Haar antwoord: ‘Wisselend. Mijn kring was unaniem positief. In zijn omgeving was het anders.’

Verbraak: ‘Zijn kinderen zagen niets in jullie relatie.’
(Zonder vraagteken, maar als een bewering.)
Haar antwoord: ‘Dat zou je aan hen moeten vragen. ‘Het is niet aan mij om daarover iets te zeggen.’

Och, heden!
De vijandige chaos die na je dood is ontstaan, A.L., over het lot van de boerderij, je bezittingen en je royalty’s, is stuitend en dat alles door jouw schuld, slappe boskabouter!

Ik citeer, met toestemming, uit een emailbericht dat Pille op 7 juni 2022 aan je zond:

Ik had zo’n ander verdriet dan met Y. Ik rouwde al twee jaar. Ik zag je niet meer. Ik sprak je niet meer. Het heeft me enorm veel pijn gedaan en nog. Er is wel meer rust, berusting. Het overschaduwt steeds minder dat wat er daarvoor wel was. Ik zie je onvermogen en je tekorten steeds beter. Mijn onvermogen. Het lukte me niet je te bereiken. Je werd ook beïnvloed, to put it mildly. Ik hoop dat je daarboven enorm op je lazer krijgt van Y., van Frits Ekkel en van Wim Brands. Daarna gaan jullie lekker drinken op het mooie, fantastische leven. Proost!

A.L., hoe heb je een eerder testament, waarbij je iedere nabestaande (je vijf kinderen en je second best widow) in alle redelijkheid een zesde deel als legaat naliet, kunnen wijzigen in een totaal ander document, waarin mevrouw Ineke Maria Swanevelt het beheer (in notariële termen het ‘vruchtgebruik’, if you please, zullen we nog even neuken?) tot haar dood kan rekken en de hele poet ook nog kan opmaken. (Ik heb een bevriende notaris hierover gepolst.)

Deze mail zond je in dit verband aan je kinderen:

Zoals jullie weten heb ik in november 2019 een testament laten maken.
Onlangs heb ik bij de notaris over een nieuw testament gesproken.
Het concept wordt binnenkort bij hem getekend. Ik heb geen wettelijke verplichting dit voor mijn dood aan de erfgenamen kenbaar te maken.
Vriendelijke groet

Afstandelijker en laffer kan haast niet, Pappa!
Maar ik vergeef je, omdat je in de war bent gebracht door a weird sister.
(Shakespeare: Macbeth.) De liefde van de man gaat door zijn piemel.
En die van de vrouw door haar domination. (Chaucer: The Canterbury Tales: The Wife of Bath.)

Het gaat hier te ver om alle spanning die mevrouw IS in je ‘omgeving’ heeft veroorzaakt te analyseren. Maar ik weet dat je in de laatste dagen voor je dood onder grote druk leefde. Niet alleen omdat je, net als Godfried Bomans, veel te veel hooi op je vork had genomen met het schrijven van columns voor de VPRO-gids, televisie optredens en voorlezingen in de Boekenweek, maar ook doordat je blijkens bepaalde berichten aan je dochters begon terug te krabbelen, met als excuus je eenzaamheid na Y. ’s dood en de uitleg dat je haar in haar rolstoel vaak met tegenzin had voortgeduwd. En inderdaad, dat neem ik graag over, lieve jongen. Yvonne Sweering was een goud wijf, maar ze had niet zoveel aan die sigaretten moeten lurken, want dan houd je op zijn best maar één long over. Ze mocht mij ook heel graag, wist je dat? Honni soit qui mal y pense. Volgens mevrouw IS had ze vijf jaar eerder moeten doodgaan. Een vrouw sla je niet, maar mijn vingers jeuken.

Een hartstilstand kan volgens mevrouw Swanevelt zomaar optreden, spontaan, als een satanisch geintje van het lot, het noodlot, maar stress en oververmoeidheid lijken mij eerder aan de orde te zijn geweest, aan de wanorde dus, zoals dat ook gold voor Godfried Bomans op 21 december 1971.
Ik heb hierover een bevriende arts gepolst (ik heb tegenwoordig nogal wat vrienden, maar gelukkig steeds nog meer vijanden).

Maar dan ons afscheid, cynisch, zoals eerder vermeld.
Na het stille jaar tussen ons, zakte ik op een nacht weg in een wijnvat en realiseerde ik me de eeuwenoude uitspraak: In vino veritas, vrij vertaald: Lodewijk, je moet dit goedmaken.

En ik schreef je een bericht, waarin ik toegaf te ver te zijn gegaan.
Ik had je eerder geschreven: ‘Je moet van dat wijf af. Je bent getrouwd met Y. en dat ze dood is heeft daar niets mee te maken.’ Alsof ik voorvoelde dat mevrouw IS en jij zogenaamd gelukkig zouden worden.

Na Y. ’s dood had je natuurlijk behoefte aan een nieuwe verhouding en zeker na veertien maanden eenzaamheid in de Achterhoekse bossen. Ze zou het je gegund hebben, net zoals Pille overigens. Maar het zo publiekelijk uitventen van jullie geluk, zonder Y’s naam ook maar eenmaal te noemen, was stijlloos.

Je antwoord op mijn excuusbrief was genereus, zoals ik al had durven verwachten, maar wel nogal cynisch.

‘Zand erover,’ liet je me weten.

Enkele dagen later zat je dood achter je bureau.

I miss you dearly, man.

L.H. Wiener