Een bijzondere Vlaams-Duitse dialoog

Zowel de Nederlandstalige als de Duitstalige poëzie maakt momenteel een bloeitijd door, wat voor dasKULTURforum Antwerpen aanleiding was om zes Duitse en zes Vlaamse dichters uit te nodigen om een gedicht over elkaars cultuur, geschiedenis, landschap of eigenaardigheden te schrijven. Zo presenteren Ine Van linthout en Stefan Wieczorek hun initiatief dat tot de tweetalige bundel Elk meer een zee, jeder See ein Meer heeft geleid. Ik weet niet of de poëzie van 2022 zoveel meer schuurt en bruist dan die van 1997 of 1972, maar het is een feit dat de onderlinge contacten de laatste jaren intensiever zijn dan ooit. Zo verscheen in 2016 in Duitsland de verzamelbundel Polderpoesie. Neue Lyrik aus Flandern und den Niederlanden en sinds 2019 houdt ook het tweetalige jaarblad Trimaran de dialoog tussen de Duits- en de Nederlandstalige poëzie gaande. En nog dit jaar verscheen ter afsluiting van het Paul van Ostaijenjaar het ook op Tzum besproken boek De aftocht, waarin Nederlandse en Duitse schrijvers en kunstenaars reageren op het slotgedicht uit Bezette stad.

De dichters in Elk meer een zee, jeder See ein Meer zijn door de samenstellers vrijgelaten in hun onderwerpkeuze – behalve dan dat ze het over elkaars landen moesten hebben. Maud Vanhauwaert heeft de bundel zijn titel meegegeven door in haar gedicht verschillen en overeenkomsten in de twee zustertalen aan te stippen: meer en zee, mond en maan, hun geil en ons geil.
Anderen, zoals Charlotte Van den Broeck, die in haar bijdrage filosofeert over de Berlijnse wandelende hotdogverkopers, zoeken het meer in een persoonlijke herinnering:

Grillwalker

Alexanderplatz, spitsuur, wildwater
keerstromen in de kriskras
het plein jaagt op voetstappen, synapsen
onder hoogspanning sturen huiswaarts

te midden daarvan
staat een pierrot op propaangas, een parasol
groeit uit zijn ruggengraat, vlees knetst
in het vel op de vuurplaat rond zijn middel
voor wat kleingeld

sist zijn buik, sommigen
namen speciaal de U-Bahn, doorkruisen de menigte
met braadgeur als richtingscoëfficiënt om hem
te aanschouwen, barbecuecentaur, half mens – half grill

– de foto’s vindt hij niet erg
als hij zich op het einde van de dag uit het harnas hijst
moet hij hoe dan ook vierhonderd worsten verkocht hebben

Anderen duiken liever in de Duitse Romantiek (Carmien Michels), of brengen een wat op de achtergrond geraakt grootheid voor het voetlicht (‘Alexander von Humboldt’ door Andy Fierens). Maar ook de Duitse kijk op Vlaanderen is de moeite waard. Zo neemt Chrisoph Wenzel de lezer mee door heel Vlaanderen aan de hand van de beroemde wielerronde. Bijzonder aardig is het gedicht waarin Stan Lafleur de massief volgebouwde Vlaamse kust bezingt.

In de Japanse bergen boven de Belgische kust

de hele waarheid over de zee zou ik nooit verdragen
mysterieuze vissenkringen in het getijdengebied getekend
door camera’s die stukken van mijn leven parafraseren

tussen de hotelblokken overwintert de kleine kapel
van Onze-Lieve-Vrouw der Cementzakken in Ossenbloed
vroeger kende ik kinderen die in gebeden gevangen zaten

tegenover door de wind vervaagde horizonten en onder invloed
van de shoppingmuziek zet ik mezelf opnieuw in elkaar als
een kubistisch programma met gedempte basisimpuls

in duizenden hotelramen weerkaatst de eindeloosheid
ik kijk niet naar meeuwen maar naar mogelijke meeuwen
smartbirds in acryl die loeren op de achterkant van frituren

Zowel de bebouwing als de meeuwen zijn iedere toerist een gruwel, maar wel een gruwel die hij zelf veroorzaakt heeft. De vertaling naar het Nederlands van de zes Duitse gedichten is van Erik de Smet. Hij heeft bij het gedicht van Lafleur voor de zware opgave gestaan om van een prachtig woord als ‘Imbisswagenrückwänden’ iets in begrijpelijk Nederlands te maken. Het werd ‘de achterkant van frituren’, effectief, maar met enig verlies van schoonheid. Het is een probleem dat altijd langskomt bij het vertalen van poëzie. De vertaler Nederlands-Duits (samensteller Stefan Wieczorek) stond bijvoorbeeld voor de taak om in het gedicht ‘Oude zussen’ van Maud Vanhauwaert de eerder genoemde ‘zee’ en ‘meer’ en ‘maan’ en ‘mond’ als ‘Meer’ en ‘See’ en ‘Mond’ en ‘Mund’ op de goede plaats te zetten – waarbij het woordspel wondermooi, maar toch nét anders intact is gebleven.

Elk meer een zee, jeder See en Meer is een bijzondere dialoog tussen twee talen geworden, waarbij gerust nóg twaalf dichters betrokken hadden mogen worden. Het leek vooraf misschien een ongelijke strijd, omdat de Duitsers nou eenmaal uit een veel groter arsenaal konden putten met dichters uit München, Keulen en Berlijn, maar waarbij de Vlamingen uit die vijf kleine provincies kwalitatief toch net iets meer gewicht in de schaal lijken te leggen.

Jan de Jong

Ine Van linthout en Stefan Wieczorek (samenstelling) – Elk meer een zee, jeder See ein Meer. dasKULTURforum en Vrijdag, Antwerpen. 72 blz. € 20,00.