Een Russische enclave in New York

In 1978 emigreerde Sergej Dovlatov (Oefa, 1941) naar de Verenigde Staten, daartoe min of meer gedwongen door de Sovjet-Russische autoriteiten, die in de voorafgaande jaren hadden getracht hem het publiceren van zijn literaire werk onmogelijk te maken.

In Amerika kwam hij terecht in New York, in het deel van Queens rond de 108ste straat, een buurt die zozeer gedomineerd raakte door Sovjet-Russische immigranten dat Russisch de voertaal was en misschien nog steeds is. Naast jiddisch overigens, omdat een deel van die immigranten joods is en de meeste Amerikanen in de buurt joden van Centraal-en Oost-Europese origine zijn.

In New York kreeg Dovlatovs literaire carrière vaart: zijn in het Russisch geschreven verhalen, gepubliceerd in emigré-tijdschriften, werden door Amerikaanse uitgevers opgemerkt. Engelse vertalingen werden zeer gunstig ontvangen. Dovlatov publiceerde in de jaren 1980 jaarlijks een roman of verhalenbundel, maar aan die stroom kwam een abrupt einde toen hij in 1990, achtenveertig jaar oud nog maar, door hartfalen overleed.

Pas in 1986 publiceerde Dovlatovs een roman waarvan het verhaal in Amerika is gesitueerd. De vreemdelinge verschijnt nu bij Uitgeverij Vleugels, in de vertaling van Annelies de hertogh en Els de Roon Hertoge, die ook een nawoord toevoegden, waaraan veel van het bovenstaande is ontleend.

Niettegenstaande die situering in Amerika is De vreemdelinge in veel opzichten toch een Russische roman: plaats van handeling is voornamelijk die Russische wijk en bijna alle personages zijn van Sovjet-Russische origine, die er in hun doen en laten blijk van geven dat ze veel meer Russisch dan Amerikaans zijn en dat eigenlijk ook willen zijn.

De vreemdelinge van de titel is de mooie Maroesja. Zij is niet zozeer een vreemdelinge omdat ze als emigrante vanuit de Sovjet-Unie nog maar kort in Amerika is, als wel omdat het vreemd is dát zij is geëmigreerd. Maroesja is namelijk dochter en enig kind van een echtpaar dat onder de vleugels van Leonid Breznjev kon opstijgen naar de hoogste regionen van de nomenklatoera, de Sovjet-Russische elite, die alle denkbare privileges genoot. Als ze kon doen en laten wat ze wilde en als alles wat ze begeerde haar in de schoot geworpen werd, waarom dan toch emigreren en in Amerika in armoede leven?

Maroesja blijkt met haar zoontje na een inderhaast verworven joodse echtgenoot naar Amerika te zijn gegaan: zoals veel emigranten heeft ze gebruikt gemaakt van Sovjet-Russische uitreisregelingen voor joden. Eenmaal in Wenen heeft ze een visum aangevraagd en gekregen voor de Verenigde Staten, want Israël, de bestemming van haar man, meed ze liever: ‘Daar wonen toch alleen maar joden?’ De lezer moet niet in een kramp schieten bij zulke passages: het zijn typische staaltjes Dovlatov-humor met de hamer, waarmee hij dit geval het in (Sovjet- en huidig) Rusland alomtegenwoordige antisemitisme vol op de kop raakt.

Maroesja is óók een vreemdelinge – in de ogen van haar Russische buurtgenoten – omdat ze een verhouding heeft met Rafael, die een latino is. Een Russin met een latino? Het kon nog erger, want een latino is wel bruin, maar niet zwart. Maar deugen doet het evengoed niet. Daar zijn deze Russische emigranten stellig in, want racistische of etnische vooroordelen zijn in hun wereldje gewoon waarheden. Maar ook hier moeten we oppassen met geheven vingertjes, want de morele plicht tot hulp bieden op grond van medemenselijkheid komt voor deze Russen altijd eerst en mag nooit in de weg worden gestaan door vooroordelen.

Maroesja heeft die hulp hard nodig en krijgt die zonder dat ze er een zwaar beroep op hoeft te doen. Zij en ook Rafael krijgen die onvoorwaardelijk als onderwereldtypes en minstens even gure Sovjet-Russische ambassademedewerkers zich met haar en Rafael gaan bemoeien en het allemaal erg gevaarlijk wordt.

De vreemdelinge mag dan in New York gesitueerd zijn, het is in elk ander opzicht een Russische roman. Vol Russen, die elkaar naar de kroon steken met hun fantasierijke taalspel waarin grofheden, schelden en beledigen dankzij Dovlatovs stilistische vernuft harmonieus blijken te kunnen samengaan met melancholie en stoïcisme.
Dovlatov heeft voor zichzelf een klein bijrolletje ingeruimd in het verhaal. Solzjenitsyn, die in de jaren 1980 als balling in Vermont trachtte uit te groeien tot tsaar van het Russische geweten, duikt ook even op, als voorwerp van een sarcastische grap.

Na Domein (2020) is dit het tweede boek van Dovlatov dat Vleugels in vertaling uitbrengt. Aai Prins vertaalde eerder De koffer (1998), Compromissen (2001) en Het kamp (2004). Al die vertalingen zijn uitstekend, voor zover ik dat kan beoordelen. Maar er is meer dat nog wacht op vertaling.

Hans van der Heijde

Sergej Dovlatov – De vreemdelinge. Vertaald door Annelies de hertogh en Els de Roon Hertoge. Vleugels, Bleiswijk. 144 blz. € 23,95.

Te koop in de betere boekhandel of rechtstreeks bij de uitgever.