‘Je bent je bestaan een dood verschuldigd, uit dat besef moet je beginnen leven.’

In de jaren zeventig was de schrijver nog een meneer (en een enkele mevrouw). Zijn mening deed ertoe. Abortus, de Nouvelle Vague, ontwikkelingshulp, de Lockheed-affaire, apartheid, de nieuwe haring – de schrijver werd geacht overal verstand van te hebben. Aan de interviews in deze bundel van Herman de Coninck, is te merken dat de literatoren uit die tijd, in elk geval de meeste, daar zelf ook in geloofden. Er zit een vanzelfsprekendheid in hun toon: natúúrlijk is het interessant wat zij te zeggen hebben. Derhalve staan zij interviews toe.

Herman de Coninck was dichter, essayist en journalist. Tussen 1970 en 1983 interviewde hij voor het Vlaamse weekblad Humo vele schrijvers. 25 van die vraaggesprekken staan in Onder literatoren. In de flaptekst wordt vermeld dat hij daarbij vaak samenwerkte met Piet Piryns (die later redacteur van Vrij Nederland werd). Bedachten zij met hun tweeën de vragen? Was Piryns alleen bij de voorbereiding betrokken of namen zij gezamenlijk de interviews af? Wie werkte het materiaal uit? De taakverdeling van het duo is onduidelijk. Officieel is Herman de Coninck de auteur van dit boek. Daarom laat ik Piryns verder buiten beschouwing.

Als een schrijver met een schrijver gaat praten, verwacht je dat er allerlei literaire kwesties aan de orde worden gesteld. Dat valt tegen in deze bundel. Het lijkt erop dat De Coninck het de lezers van Humo niet al te moeilijk wilde maken. Zo gaat het gesprek met Gerrit Komrij grotendeels over de tv-kritieken die hij in die tijd schreef. Bij Reve komen vooral racisme, katholicisme en communisme aan de orde. Ook in 1975 waren dit al afgezaagde thema’s als het om de grote volksschrijver gaat. Af en toe is er wel een leuk detail over Reve. Het interview wordt vastgelegd door de Vlaamse televisie. ‘Tussen de opnames door haalt hij twee keer z’n lidmaat uit z’n broek en begint er angstaanjagend mee in het rond te zwaaien: Fasten your seatbelts ladies and gentlemen.’ Prachtig woord, lidmaat.

De Coninck past bij Reve, en ook elders, een nogal laffe interview-truc toe. Hij pakt hem hard aan in de woorden vooraf en de stukjes tussendoor, doch de vragen zijn vooral braaf en eerbiedig. Daarbij maakt hij ook nog de klassieke fout de schrijver gelijk te stellen aan de ik-figuur (mijn leraar Nederlands op het Spinoza Lyceum, de heer Coltof, maakte in zijn eerste les reeds duidelijk hoe het zat: ‘Ook al is de titel van een boek Ik Jan Cremer, is de hoofdpersoon Jan Cremer en is het ook nog geschreven door Jan Cremer, zelfs dan betekent dit niet dat die hoofdpersoon samenvalt met de schrijver’.). Bij Remco Campert doet hij hetzelfde. Die dient hem van repliek: ‘Je gaat me toch niet helemaal vereenzelvigen met die hoofdfiguur?’

Van Ischa Meijer verscheen in 2003 De interviewer en de schrijvers – een vergelijkbaar boek, al omvat het een veel grotere tijdspanne: 1966-1993. Waar Meijer doordachte composities maakt van zijn vraaggesprekken, beperkt De Coninck zich tot de vraag-antwoord-vorm. Wel voegt hij vaak waarde toe in zijn inleidingen. Bij Renate Rubinstein gaat hij uitgebreid in op haar stijl en dat is natuurlijk terecht: zij is een van de grootste stilisten die de Nederlandse literatuur ooit gehad heeft. En een van het meest humorvolle.

[…] Ik wil niet zo goed schrijven als een man. Dat is me allemaal veel te weinig. Ik wil béter schrijven dan bijna iedereen. Een man, wat is dat nou, de meesten zijn nog hartstikke dom ook en schrijven verschrikkelijk slecht. Nee, ik wil beoordeeld worden op mijn eigen merites, en ik wil niet dat het vergoelijkt wordt met de overweging “nou, voor een vrouw is het best aardig”.

Wie geen humor had, was Jan Wolkers. Renate Rubinstein schreef begin jaren zeventig al kritisch over het China van Mao. Jan Wolkers bleef, net als bijvoorbeeld Harry Mulisch, kritiekloos achter de culturele revolutie staan.

[…] Misschien zou een boek van mij er nooit kunnen verschijnen. Maar toch kan ik best begrijpen dat ze in zo’n samenleving, waar zoveel miljoen mensen honger lijden, zo snel mogelijk de boel trachten op te lossen. En dat dit dan neveneffecten heeft, is normaal.

Tot slot een observatie van Jeroen Brouwers. ‘Je moet beginnen met het inzicht dat je leeft om op zekere dag te sterven, je bent je bestaan een dood verschuldigd, uit dat besef moet je beginnen leven.’

Ralph Schippers

Herman de Conick – Onder literatoren. De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen. 320 blz. € 23,50.