De koningin en de schilder

Als de achtennegentigjarige prins Arthur kijkt naar zijn nageslacht, dan is de koninklijke familie geen toonbeeld van schoonheid of intelligentie. ‘De lelijke en middelmatige genen waren van generatie op generatie doorgegeven. Het was als onkruid in de tuin dat elke keer weer opnieuw tussen de terrastegels tevoorschijn kwam.’

In de satire Het Koninklijk Huis leren we alle leden van deze lelijke familie kennen. Het is met een vette knipoog geschreven naar de Oranjes. Tijdens het lezen blijf je in koning Hendrik een soort Willem-Alexander zien en in koningin Margarita een soort Maxima. Koch heeft de namen en de achtergronden van de personages veranderd, maar de overeenkomsten met het werkelijke koninklijke huis zijn zo groot dat je nooit de satire uit het oog verliest. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het charisma dat het echtpaar uitstraalt: ‘Als een gezicht een stad was, dan was dat van de koningin het bruisende centrum en dat van de koning een grijze buitenwijk.’

De andere vette knipoog is naar een Netflixserie als The Crown. Hendrik en Margarita denken dat hun eigen leven voor een verfilming te saai is, maar in de tien hoofdstukken blijkt dat ook deze familie een complete soap in zich heeft. Overspel, een kleptomaan familielid, een losbandig familielid, een dochter op vrijersvoeten, echtgenoten met een bedenkelijk verleden; je kunt het niet zo gek noemen of het komt langs.

De verhouding die de koningin aangaat met een succesvol kunstenaar geeft Koch de mogelijkheid om een sneer te geven aan minder fortuinlijke kunstbroeders. ‘Wie nu niet verkoopt is gewoon mislukt, het is helaas niet anders.’ Het lijkt een onderhuids plaagstootje te zijn van een bestsellerauteur naar slecht verkopende vakgenoten.

Daarbij beginnen en eindigen, net als in soaps, volstrekt willekeurige verhaallijnen. Zo blijkt op driekwart van het boek dat de vorige man van de koningin een maffiamannetje was waarvan enkele louche praktijken worden aangestipt. In de rest van de roman speelt dat gegeven echter geen enkele rol meer. Koch parodieert de techniek en zelfs de opbouw van dat soort series in Het Koninklijk Huis. Een gewelddadige finale, die in een voorspellende droom al in het eerste hoofdstuk aanwezig is, vormt de toch redelijk onverwachte bloederige climax van deze vertelling.

Waar Koch je in vorige romans kon meetrekken in de psyche van schijnbaar foute mannen, blijven de personages nu karikaturen. Dat past natuurlijk helemaal bij de opzet en het gegeven van Het Koninklijk Huis, maar het geheel blijft toch te veel een spelletje.

Coen Peppelenbos

Herman Koch – Het Koninklijk Huis. Ambo|Anthos, Amsterdam. 254 blz. € 23,99.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 23 september 2022.