Zwart-wit

Het uitgangspunt van De verkeerde kleur van Roelof Smit is even simpel als verontrustend. De hoofdpersoon Huib Jansen wil doorstoten naar de landelijke politiek en ziet daardoor zijn directe collega’s in de provinciale fractie van Zeeland niet als collega’s, maar als directe concurrenten. Hij is ongeveer het beeld van een politicus van mensen die hun vertrouwen in de politiek zijn verloren: hij zit er alleen voor zijn eigen ambitie, de inhoud interesseert hem niet. Hoewel deze Huib nogal eendimensionaal blijft, is het interessant om eens met zo’n cynische blik mee te kijken.

De roman komt pas echt op gang als Huib een directe tegenstrever denkt te zien in Nigisti Yohannes. Zij is jong, donker, dochter van Eritrese vluchtelingen en zegt voortdurend iets terug te willen doen voor Nederland, dat haar zo hartelijk heeft ontvangen. Hoofdstukken vanuit Huibs perspectief en haar perspectief wisselen elkaar af, al is de schrijfstijl vooral beschrijvend en afstandelijk te noemen. Huibs vrouw Marijke krijgt ook een grote rol. Zij is inmiddels een onderwijsadviseur, en wil dat landelijk het ‘onderzoekend leren’ wordt ingevoerd. Hoewel vrijwel elke docent (in de echte wereld) angstzweet krijgt van die term, zeker als het als landelijk decreet moet worden uitgevoerd, is Marijke hiermee een witte duif, want ze doet het voor de kinderen, niet voor zichzelf. Ook voor Nigisti zal dat gelden, als ze een kerkje voor de sloop wil behoeden, niet voor zichzelf, maar voor de bewoners.

Pas halverwege de roman staan de stukken ongeveer in de beginstelling en kan het eigenlijke verhaal beginnen. De lezer wordt nog overdadig geholpen met een samenvatting, op pagina 71:

Zijn huidskleur kon hij niet aanpassen. Zijn geslacht wel, maar dat had hij er nu ook weer niet voor over. Datzelfde gold voor een transitie naar een handicap, en aan zijn seksuele geaardheid was hij ook behoorlijk gehecht.
Zijn woonplaats.
De ingeving was even simpel als spectaculair. Decennialang had hij het vanuit Leiden geprobeerd. Op een steenworp afstand van Den Haag, dat juist daardoor onnodig ver weg bleef. De halve Tweede Kamer bestond al uit Randstedelingen. In de periferie van het land hadden alle partijen moeite om goede mensen te vinden, laat staan mensen die aan al die onzinnige diversiteitseisen voldeden. Daar stak je er al snel bovenuit.
Het enige wat hij hoefde te doen was verhuizen naar Zeeland.

Deze samenvatting is volstrekt overbodig, want daar heeft de lezer net een halve roman over gelezen. Harder geformuleerd: deze samenvatting maakt het eerste deel van het boek overbodig: noem dit de proloog en zoom vervolgens in op de verhouding tussen Huib en Nigisti, op hoe Huib zijn plannen uitdenkt en uitvoert, want daarin ligt de kracht van dit boek. Het zal Huib namelijk lukken om het vertrouwen van Nigisti te winnen, terwijl zijn adviezen er alleen op gericht zijn Nigisti minder te laten opvallen.

Huib kan een wit voetje halen bij een Tweede Kamerlid door een besluit van zijn eigen fractie terug te draaien. Hier is het goed gekozen dat het hoofdstuk erop het besluit al is teruggedraaid. Als lezer heb je geen informatie meer nodig over hoe Huib denkt: dat weet je inmiddels. Daar zit misschien ook de zwakte van dit boek: Huib ontsnapt niet aan zijn platte, cynische personage, net zoals Nigisti en Marijke altijd geduldige engelen blijven. Daarmee is De verkeerde kleur te zwart-wit en de verkeerde kleur, om écht interessant te worden.

Erik-Jan Hummel

Roelof Smit – De verkeerde kleur. Podium, Amsterdam. 224 blz. € 20,99.