Poëzie als tegending

Of het nu draait om beeldende kunst, gedichten of film, in alle gevallen gaat het om de paradox van de introspectie, schrijft Willem Jan Otten in zijn essay Wil je mij poëzie leren?, uitgegeven ter gelegenheid van zijn vijftigjarig dichterschap, samen met een keuze uit zijn zeshonderd gedichten in Diepe eb. Introspectie dus, want in alle gevallen gaat het om ‘de eerste stap naar binnen, mijzelf in – naar daar waar dat wat ik zie ‘betekenis’ of ‘waarde’ zal krijgen’.

Ontvankelijkheid voor religieuze gevoelens staan we onszelf in deze tijden echter niet meer toe, weet Otten, om daarbij Peter Handke aan te halen, die dat ‘wegdenken’, dat ‘uitbannende denken’ inspannender noemde dan het denken over bovenzinnelijkheid.

Willem Jan Otten (1951), veelgelauwerd dichter, schrijver, essayist en criticus, ontpopte zich eind jaren negentig van de vorige eeuw tot een intellectueel en erudiet verdediger van het christelijk geloof na zijn bekering tot het Rooms-Katholicisme. De persoonlijke ontwikkeling die daarmee gepaard ging, is in zijn keuze uit de gedichten goed te zien, vormt er het grondthema van. Voor menige poëzielezer kan dat misschien reden zijn hem maar meteen terzijde te leggen, maar dan doe je jezelf tekort.

Ottens dichtwerk is niet alleen rijk en markant van vorm en inhoud, het getuigt ook van een innerlijke gedrevenheid die je niet vaak tegenkomt. De titel Wil je mij poëzie leren? dateert uit 1818, toen Fanny Brawne aan een nieuwe buurjongen vroeg haar uit te leggen wat dat nou toch was, poëzie. De buurjongen was John Keats en hij zag de ernst in haar ogen, maar overwoog dat het geven van een antwoord niet gemakkelijk zou zijn. Otten probeert het nu op zijn eigen manier. En dat ondanks de titel, die eerst op een soort zelfhulpboek lijkt te wijzen, terwijl het dat niet is, of bij nadere beschouwing ook juist weer wel. Want bij geloof ligt het niet anders, wil Otten maar zeggen: de toenadering hoeft niet van God te komen, maar vanuit jezelf. Zelfhulp klinkt dan misschien wat banaal, maar past wonderwel in deze context.

Door zijn vriendschappelijke contact met dichter Chris J. van Geel naderde de nog jonge Otten stap voor stap het dichterschap, dat al snel meer schrijvers en dichters op zijn pad bracht, die ook zijn denken over het geloof, de stad en de wereld beïnvloedden: onder anderen Tom van Deel, de al genoemde Peter Handke, Denise Levertov, Les Murray en Czeslaw Milosz.

In Wil je mij poëzie leren? loopt Otten langs zijn boekenkast, waarin de oeuvres van diens dichtende iconen staan, op zoek naar het ‘wakkerkusgedicht’ van zijn dichterschap, waarin een missaal voorkomt en een dichter die zich voorstelt dat hij zelf niet meer bestaat. Verzuchtend dat hij over niet meer beschikt dan een lapidair geheugen, maar doorgaans wel een feilloos gevoel heeft voor plekken waar hij iets terug kan vinden, zet hij zich aan zijn taak.

Ter wille van een gelukte jubileumuitgave, dwaalt hij geregeld omstandig door andere bundels en levens, die gemeen hebben dat ze alle een stukje van Ottens persoonlijke verhaal vertellen. Waarbij zijn echtgenote Vonne van der Meer natuurlijk niet ongenoemd blijft, echter ook met een minder vrolijke aanleiding; een ‘toeval’ waarbij ze enige tijd niemand meer herkende. Willem Jan Otten weeft ook zo’n incident moeiteloos door zijn betoog, verwijzend naar de zekerheid dat er voor elk van ons een dag zal komen waarop we te maken krijgen met ‘het verlies van alles’.

De ‘stap naar binnen’, in poëzie en geloof reikt Otten aan als ‘het tegending van de samenleving waarin je leeft, van je tijd’, ofwel een antidotum tegen de wanhoop, die zo om zich heen grijpt.

Hoe dat uitpakt is te vinden in de vijftig gedichten omvattende bloemlezing Diepe eb, waarin onder meer het al even zoekende Eindaugustuswind uit de gelijknamige bundel uit 1998 is opgenomen (‘ […] Het is aan mij, u laat mij vrij om uit uw echoënde zwijgen op te staan’) en het in de titel naar Nijhoff verwijzende, uit dezelfde bundel afkomstige, Om de brug te zien:

De oudste brug
is als geëtst
zo spits en hangt
van daar naar hier
en hangt aan niets
dan aan je angst
dat er iets hangt
en wiegt nog na
van die al ging,
en wacht je op
en hangt maar klaar,
de eerste stap
maakt hier van daar

André Keikes

Willem Jan Otten – Wil je mij poëzie leren en Diepe eb. Van Oorschot, Amsterdam. Respectievelijk 92 blz en 72 blz. Per stuk €18,95.