Een urgente, verantwoorde en gedegen hertaling

Sommige Engelsen zijn diep ongelukkig met hun onleerbare haast middeleeuwse spelling, maar ze weten niet hoe goed ze het getroffen hebben. Omdat ze daar niet gebukt gaan onder gewijzigde, na herziene, na vernieuwde, na aangepaste spelling, kunnen ze hun Shakespeare nog alleszins redelijk lezen. Hoe anders is dat bij ons.

Is dit kryghsvier niet te smooren,
Door een maght van hooger hant,
Wat wil blyven in zyn’ strant?
Staetzucht zal alle Orden stooren.
Hemel, aerde, zee, en strat
Zullen staen in lichten brant.
Staetzucht, door het triomfeeren
Als gewettight, zal verwoet
Godt en alle maght braveeren.
Staetzucht kent noch Godt, noch bloet.

Zo stond het sinds 1654 geschreven in de tragedie Lucifer. Zelfs in Vondels tijd zal de tekst niet iedereen even alledaags in de oren hebben geklonken (en dat was ook niet de bedoeling), maar nu, bijna vier eeuwen later is het nog maar voor een paar specialisten weggelegd om de tekst goed te doorgronden. Hoogste tijd dus voor een moderne hertaling. En nu die er is, blijkt die oude toneeltekst een stuk actueler te zijn dan je zou denken. Maar eerst iets over de aanpak van de hertaler. Dit is wat Marijke Meijer Drees van bovenstaand fragment maakte:

Als dit oorlogsvuur niet is uit te doven
door een hogere macht,
wat zal er dan nog op zijn plaats blijven?
De zucht om te overheersen zal alle harmonie verstoren.
Hemel aarde, zee en strand
zullen in lichterlaaie staan.
Triomfeert de heerszucht,
dan zal zij gewettigd lijken
en God en alle machten overtreffen.
Heerszucht houdt geen rekening met God noch met bloedverwanten.

Het eerste wat opvalt is dat Vondels gedragen, metrische en rijmende regels vervangen zijn door proza (de afgebroken regels zijn er alleen maar om de hertaling gelijk te laten opgaan met de oorspronkelijke tekst op de tegenoverliggende bladzijde). Daar is veel voor te zeggen, maar er is ook wel iets tegenin te brengen. Bij voorbeeld de vraag of dit Vondel nog wel is. Het is een vraag die je ook bij de vertaling van buitenlandse poëzie kunst stellen. Het komt vaak neer op een keuze tussen inhoud en vorm. In het geval van Lucifer zou een keuze voor de vorm, zeker bij de dialogen met hun lange alexandrijnen (zes dreunende jamben achter elkaar) die ook nog eens moeten rijmen, een ondoenlijke exercitie worden, waarschijnlijk met een potsierlijk resultaat op de koop toe. Ik kan daarom goed leven met Meijer Drees’ keuze voor een meer inhoudelijke vertaling. Ook omdat zij al te populaire taal heeft vermeden, is dit nog steeds meer dan genoeg Vondel.

Lucifer is een van de grote klassieke werken uit onze literaire geschiedenis. Van een werk uit die canon mag je verwachten dat het ook de lezers van nu nog iets te zeggen heeft. En dat doet het! Was Lucifer voor het contemporaine publiek al zowel een geestelijk als een maatschappelijk drama, voor de 21ste-eeuwer komt daar nog eens een bijzonder actuele interpretatie bij. Als bijbels of christelijk toneel is het in feite een beetje mal verhaal: na de afronding van de schepping komen de engelen er achter dat God van plan is om in de toekomst zijn eigen zoon mens te laten worden en daarmee de mensheid tot zijn gelijke te maken. Dat is, vinden die engelen, tegen de afspraak: God had hen immers geschapen als allerhoogste wezens onder hem. U kent wellicht het verhaal. Een aantal engelen komt, onder leiding van Lucifer, in opstand, er vindt een veldslag plaats en de opstandelingen worden de hemel uitgesmeten, veranderen in duivels en komen in de hel terecht. Uit wraak verleidt Lucifer de mensen tot zonde (Eva, appel) en ziet God zich genoodzaakt zijn zoon mens te laten worden om de mensheid te bevrijden van de erfzonde.

De hele affaire heeft nog tot een discussie over het begrip ‘schuld’ geleid die in sommige kerken tot op de dag van vandaag voortduurt. Want als die menswording van Christus al van tevoren vaststond, dan waren Lucifer c.s. kennelijk voorbestemd om in opstand te komen en kun je je afvragen of ze daar dan wel schuldig aan zijn.
Lucifer beleefde in 1654 welgeteld twee voorstellingen in de Amsterdamse stadschouwburg. Op aandringen van een stel dominees werd het godslasterlijke stuk, waarin mensen de rollen van hemelse wezens speelden, al snel door het stadsbestuur verboden. Maar wellicht hadden die Amsterdamse bestuurderen nog een andere reden om zo rap te handelen. In het stuk komt Lucifer, Gods stedehouder (door Meijer Drees correct hertaald tot ‘stadhouder’), in opstand tegen het officiële gezag. En daar had die stadhouder misschien ook wel een beetje reden toe. Je zou dat officiële gezag immers kunnen betichten van onbehoorlijk bestuur – wat een halszaak is in ons bestuursrecht. Dat goddelijke gezag gaf immers eerst de stadhouder alle macht, om het hem even verderop in de schepping weer net zo makkelijk af te pakken.

In 1654 waren er ook buiten de schouwburg lieden die moeite had met de marginalisering van het stadhouderschap. Gedurende de Tachtigjarige Oorlog had zo’n stadhouder (uiteraard een Oranjetelg) als opperbevelhebber van het leger zo ongeveer de absolute macht. En dat was iets wat de Staten Generaal in vredestijd niet meer zo nodig vonden, en bovendien ook nogal prijzig met zo’n leger en zo. Daarom hadden ze na de dood van Willem II in 1650 geen nieuwe stadhouder benoemd, wat voor honderdduizenden oranjeklanten een nogal bittere pil was. En dat volk kon je maar beter niet op opstandige ideeën brengen met een theaterstuk over opstandige stadhouders. Exit Lucifer dus, al vond de gedrukte tekst nog steeds gretig aftrek. Het waren roerige tijden.

En het zijn, 368 jaar later, nog steeds roerige tijden. De gedachte aan ‘onbehoorlijk bestuur’ wringt zich opnieuw in opstandige geesten. De hertaling van Vondels Lucifer beschrijft ze allegorisch, zoals de oorspronkelijke tekst dat in de zeventiende eeuw deed. We lazen hierboven al: ‘Triomfeert de heerszucht, / dan zal zij gewettigd lijken’. Lijken, inderdaad. Ook nu kan iedereen lezen waartoe zo’n redeloze opstand kan leiden. Niet alleen voor de muiters, maar vooral ook voor al die arme Adams en Eva’s die zich hebben laten meeslepen:

Och och och och, de mensch waer nutter noit geschapen.
Dat leert zich aen een vrucht, een’ mont vol saps, vergapen.
[…]
Gena, wat vonnis wort op dit vergryp gestreken?

Wat in de hertaling wordt:

Och, och, och, och, was het niet beter geweest als de mens
nooit was geschapen! Dit is een les voor wie zich verlustigt
aan een verboden vrucht.
[…]
Goeie genade. En hoe wordt dit vergrijp gestraft?

Hier volgt de hertaling wederom inhoudelijk naadloos het origineel. Het resultaat is een volwassen nieuwe tekst die nergens de lezer onderschat door al te simpele taal. De hertaling van Lucifer is geen kinderboek, maar een bijzondere en actuele herleving van een klassieker met eeuwigheidswaarde. Voor wie meer wil weten bevat het boek een toelichtend ‘nawoord’ en wat tips om verder te lezen.

Jan de Jong

Joost van den Vondel – Lucifer. Hertaald door Marijke Meijer Drees. Uitgeverij kleine Uil, Groningen. 214 blz. € 18,50.