Met je voeten de wereld bij elkaar houden

Nederlandse Kafka-liefhebbers denken misschien dat ze met de duizend bladzijden van het bij Querido verschenen Verzameld Werk zo’n beetje de hele Kafka in huis hebben. Maar dat is niet zo, want nu is een mooi uitgegeven boek verschenen met 89 nagelaten verhalen, waarvan de meesten nog nooit in het Nederlands beschikbaar waren.

Het zijn korte verhalen (van vijf regels tot zeven pagina’s) uit de jaren 1917-1924 waarin Kafka met tuberculose in een sanatorium zat. ’s Nachts schreef hij in zijn notitieboekjes of op losse velletjes teksten van uiteenlopende aard: fragmentarische regels, filosofische overpeinzingen, parabels, maar ook kleine verhalen, vaak onafgemaakt. Het fragmentarische van dit werk lijkt juist heel goed bij Kafka te passen, of bij het beeld dat we ons van hem hebben gemaakt: het duistere, ondoorgrondelijke, unheimliche.

Onder het lezen komen we dan voor verrassingen te staan: Kafka heeft humor! Voorbeelden daarvan zijn de verhalen ‘Mijn twee vrouwen’ en ‘Een huwelijk’. Beiden gaan over mannen die er een wat vreemde relatie met een vrouw (of zelfs twee vrouwen) op na houden. De een beredeneert uitgebreid waarom hij denkt dat zijn macht op die twee vrouwen berust; de ander zoekt hulp bij een langskomende vreemdeling om zijn relatie tot vrouw en kinderen te verbeteren. Hilarisch om te lezen!

Maar het zijn intieme, persoonlijke problemen, die Kafka met zijn seksualiteit had. Zijn vriend Max Brod schreef in deze samenhang in zijn dagboek van de ‘Qual der Geschlechtsorgane’. Een verbeelding hiervan vinden we in de gelijkenis ‘Het zinkgat’: Een man komt bij een gat in de grond. Er staat een bordje bij met de waarschuwing: ZINKGAT. In een groen overgroeid prieel ernaast vindt de man een jong echtpaar met vier kinderen en vraagt om hulp: hij wil zich ogenblikkelijk laten verzinken in het drijfzand. Hijzelf acht zich er niet toe in staat. De jonge man is meteen bereid om hem te helpen, maar de vrouw nodigt de gast uit om eerst gezellig de lunch met hen te delen. Dan pakt de jonge man hem bij de arm en zegt: ‘Maakt u zich geen illusie over het verstand van vrouwen.’

Ook een hele reeks dierenverhalen hoort bij deze keuze: fabels met honden, slangen, paarden, vogels en muizen, zoals het hartverscheurende ‘Ouderlijk leed’.

In een aantal verhalen gaat het over paradoxale situaties. Bijzonder leuk is ‘Na de olympiade’: de ik-verteller heeft op de Olympiade een wereldrecord gezwommen en wordt in zijn geboortestad uitbundig gevierd. Hij kan dat allemaal niet aan en is vol schaamte en schuldgevoelens want: ‘Eigenlijk kan ik namelijk helemaal niet zwemmen.’ Zoiets is typisch Kafka, zou je zeggen. Er zijn meer verhalen waarin de verbinding van lichaam (vaak handen en voeten), omgeving, denken en begrip een rol spelen, bij voorbeeld ‘Het gevecht’, ‘De stilte’, ‘De bodem’ en ‘Mijn hand’. Tot de meest indrukwekkende hoort voor mij ‘Een riskante opgave’:

Een riskante opgave, een op-je-tenen-lopen over een krakkemikkige balk die als brug dient, niets onder je voeten hebben, met je voeten eerst de grond bij elkaar schrapen waarop je gaat lopen, op niets anders lopen dan het spiegelbeeld dat je onder jezelf in het water ziet, met je voeten de wereld bij elkaar houden, je handen die steeds maar hoog in de lucht in de kramp schieten om deze moeite te kunnen doorstaan.

Vertaler Ard Posthuma besluit het korte nawoord met de zin: ‘De waarde van deze nachtstukken is groot.’ En gelijk heeft hij: In dit kleine boek is het hele spectrum van Kafka aanwezig en in sommige van de verhalen en fragmenten kom je dichter bij de auteur dan ooit.

De receptie van Kafka was in de westerse landen na de Tweede Wereldoorlog vooral gericht op een veronderstelde universele raadsel van het bestaan dat hij als geen andere zou uitbeelden. Beïnvloeders en voorlopers hadden hierin geen plaats. Maar we kunnen intussen ervan uitgaan dat Kafka met zijn specifieke manier van schrijven meer te danken had aan de filosofen Kierkegaard en Nietzsche en de wetenschappers Darwin en Freud dan aan wie dan ook in de literaire wereld. Ook de beeldende kunsten rond de eeuwwisseling speelden geen rol, met uitzondering van de vroege film. Dat juist Nietzsche voor de poëtische verhalen van Kafka belangrijk was, zal uit de in Nederland vrijwel onbekende gedichten van Nietzsche blijken die binnenkort in de vertaling van Ard Posthuma, na drie jaar aangekondigd te zijn, daadwerkelijk zullen verschijnen. Mooi dat Kafka voor zijn korte verhalen dezelfde poëtische vertaler gevonden heeft.

Hoe is dit boek tot stand gekomen? Op de laatste pagina staat bescheiden, in vijf regels, dat deze uitgave is ‘geïnspireerd’ door The Lost Writings van Reiner Stach. Het verhaal dat erbij hoort staat er niet: Stach, de biograaf van de driedelige Kafka-biografie, kwam een paar jaar geleden met een lijst van nooit naar het Engels vertaalde korte Kafka-verhalen bij zijn Amerikaanse uitgever. Daaruit ontstond The Lost Writings (2020). Het succes van dit boekje bracht uitgeverij Koppernik op het idee iets dergelijks in het Nederlands te laten doen. Ard Posthuma doorpluisde de onoverzichtelijke editie van de Nachgelassene Schriften und Fragmente uit 1992-1993 en vulde voor de Nederlandse editie de keuze van Stach met 32 zelfgekozen teksten aan. Hij gaf ook een titel aan elk verhaal en rangschikte ze in chronologische volgorde. Op de Duitse markt bestaat geen soortgelijke keuze.

Jammer genoeg bevat het boek geen lijst van de vindplaatsen en de beginwoorden van de titelloze Duitse teksten. De lezer die graag de Nederlandse versie met het Duitse origineel zou willen vergelijken, moet aan een grote zoektocht in het labyrint van de Nachgelassene Schriften und Fragmente beginnen. Dat heeft ook zijn charme. Misschien heeft Posthuma daarom voor zijn keuze deze titel gebruikt: In het labyrint.

Peter Groenewold

Franz Kafka – In het labyrint. Nagelaten verhalen. Vertaald door Ard Posthuma. Koppernik, Amsterdam. 174 blz. € 22,50.