Startschot voor de ideeënstrijd

Nu het zelfvertrouwen van de democratie aan alle kanten weglekt, vraagt een stroom democratische denkers zich af waarom en hoe we ons systeem moeten verdedigen. Daarbij houdt vooral deze vraag hen bezig: hoe komt het dat grote aantallen burgers zich afkeren van het systeem, en dan specifiek lageropgeleiden? Na Oorlogsenthousiasme (2015) en Het verboden boek (2017, over Mein Kampf) is het geen verrassing dat historicus Ewoud Kieft nu zijn bijdrage levert. In Vechten voor democratie onderzoekt hij de bedreigingen en de gebrekkige afweermechanismen van de liberale democratie. Hij stelt oplossingen voor, maar is zelf weinig optimistisch over hun kans van slagen.

Dat het niet zo goed gesteld is met het vertrouwen in de politiek, kan je in elke krant lezen. Wanneer je eigen buurvrouw ervan overtuigd is dat de Illuminati het coronavirus hebben verzonnen, komt het probleem een stuk dichterbij. Hoe ga je daarmee om? Kieft ziet politici die het hoogstens opnemen voor de democratie ‘door te waarschuwen voor haar tegendeel’. Net als autocraten maken democratische leiders dankbaar gebruik van ‘wij tegen zij’-retoriek om hun systeem te verdedigen. Ook Kieft loopt minder warm voor moeizame compromissen dan voor de strijd tegen Russische dictatuur: categorie pacifistische Groenlinksers die zich plotseling zorgen maken of Oekraïne wel genoeg M777-houwitsers krijgt. Hij beseft echter dat het argument ‘wil je soms liever in nazi-Duitsland wonen?’ een zwaktebod is. Er moet toch ook iets intrinsiek positiefs over ons staatsbestel te zeggen zijn?

Er zijn grofweg twee stromingen onder voornoemde democratische denkers: de ene beschouwt het populisme als oorzaak van het verval, de andere als symptoom. Kieft behoort tot de laatste school. De kiem werd volgens hem ‘al een halve eeuw’ geleden gezaaid door ‘neoliberale politici’. Hmm… geen politicus die zich neoliberaal noemt, maar zoals sommigen achter alles de marionettenspelers van de grand remplacement ontwaren, zo bespeuren anderen overal de invloed van doorgeschoten marktideologen. Ook Kiefts andere boosdoeners zijn oude bekenden: technocratisering, meritocratie, consensuspolitiek, overheidsfalen, Big Tech en bovenal leiders die de burger voorliegen en minachten.

De historicus schetst een samenhangend beeld van een politiek die wel de pretentie heeft maatschappelijke problemen op te lossen, maar de middelen en de verantwoordelijkheid heeft afgestoten. Quasipublieke instellingen als ziekenhuizen zijn buiten directe politieke aansturing geplaatst. Bij dilemma’s over coronamaatregelen verschuilen ministers zich liever achter experts dan dat ze voor hun moeilijke besluiten staan. Het past in een trend van technocratische middenpartijen die inhoudelijke botsingen mijden. De burger voelt zich niet serieus genomen, het gezond wantrouwen jegens de regering wordt overgelaten aan populisten.

Schadelijker nog dan het beleid zelf, beschouwt Kieft het gedrag van politici eromheen. Zijn hardste oordeel geldt raseuropeaan Guy Verhofstadt en diens gegoochel om de Europese Grondwet door te drukken via de achterdeur: ‘met zulke democraten heb je geen autocraten meer nodig.’ Ook onze eigen leiders krijgen ervan langs, het best verwoord in Kiefts beschrijving van een etentje waar hij tot zijn schrik ‘de verbitterde oude zak’ in het café blijkt. Hij gaat smakelijk tekeer over de GGZ, harde bijstandswetgeving, en vooral bestuurders die naar believen aan vergeetachtigheid lijden of mensenrechten terzijde schuiven om autocraten te vriend te houden.

Ongetwijfeld terechte kritiek, maar het voelt als een opsomming van redenen waarom progressieve hoogopgeleiden zich van de democratie zouden moeten afkeren, niet waarom laagopgeleide rechtse kiezers dat daadwerkelijk doen. Kieft schrijft zelf dat de meeste kiezers de ophef rondom ‘functie elders’ niet begrepen. Stemmen PVV’ers PVV omdat Conny Helders One Love-speldje in Qatar amper een speldenknop was? Overigens draait hij niet om de hete brij van immigratie heen, noemt nationalisme zelfs ‘een legitieme stroming binnen de democratische rechtsstaat’. Maar het blijft onduidelijk in hoeverre hij (angst voor) immigratie als factor in het populistisch succes ziet.

Is de probleemanalyse weinig verrassend, Kiefts aanbevelingen zijn verfrissend. Tegen de middenpartijen zegt hij: durf de ideeënstrijd weer aan. Bevecht elkaar, op inhoud. Bevecht de flanken, op inhoud. Komt iemand met waanzinnige samenzweringstheorieën aanzetten, neem diegene dan serieus. Wil een partij ‘de macht weer teruggrijpen’, maakt u zich er dan niet van af met een nazivergelijking. Noem zo’n voornemen wat het is: ondemocratisch. Negeren Brussel en Den Haag de uitkomst van een referendum, noem dat dan wat het is: ondemocratisch. Wanneer iemand vraagt waar democratie dan goed voor is, val dan niet terug op ‘blijmoedige leuzen over vrede en saamhorigheid’ of spookverhalen over ‘de autocratieën in het Oosten’. Het beste argument voor onze staatsvorm is dat ze ‘het meest recht doet aan de werkelijkheid’. Een werkelijkheid waarin groepen radicaal andere waarden en belangen hebben. Dat is niet altijd gemakkelijk, maar het is wel zo.

‘En dan zijn er nog geen garanties op een goede afloop.’ Dat zullen we de schrijver niet kwalijk nemen; recepten voor de redding van de samenleving kun je moeilijk afgeven met een ‘niet goed, geld terug’-garantie. Kiefts ervaringen met de complotdenkende buurvrouw voorspellen weinig goeds. Laten mensen die ongevoelig zijn voor het verwijt van fascisme zich wél overtuigen door het woord ondemocratisch? Het sterkste tegenargument geeft de Hitlerkenner zelf: de dictator achtte de mensen simpelweg niet geschikt voor democratie, omdat de massa behoefte heeft aan een gemeenschappelijke vijand, aan een ‘regeneratiemythe’. Is boeman Rusland dan niet een effectiever argument dan de gecompliceerde voordelen van onze ‘realistische’ democratie? Aan de andere kant, met de huidige aanpak lijkt het brede midden niet ver te komen. De methode Kieft is het proberen waard.

Dankzij een prettige afwisseling met persoonlijke anekdotes houdt Kieft zijn politicologische argumenten toegankelijk voor zijn lezers. Daarbij is Vechten voor democratie ook een kort boek, waarin veel thema’s aangestipt worden, maar de tijd ontbreekt voor uitgebreide onderbouwing. Laten we daarom hopen dat Kieft zijn stellingen verder uitwerkt. Tot die tijd is dit pamflet een prima startschot voor de ideeënstrijd.

Tobias Wijvekate

Ewoud Kieft – Vechten voor democratie. De Bezige Bij, Amsterdam. 174 blz. € 19,99.