De dans van de boot

Raoul de Jong heeft een missie sinds zijn boek Jaguarman uitgekomen is. Dat was een persoonlijke zoektocht naar de familie van zijn vader die uit Suriname kwam en waardoor zijn eigen leven in verbinding kwam te staan met de slavenhandel door de Nederlanders. Die achtergrond herbergt een enorme politieke en culturele erfenis die nogal contrasteert met de familie van moederskant: boeren uit Groningen.

In Boto Banja; of het geheime genootschap der dansende schrijvers, het Boekenweekessay van de Boekenweek, al gebruikt de CPNB de term essay liever niet meer, verbreedt De Jong die ontdekkingstocht. De Nederlanders (Portugezen, Spanjaarden, Engelsen et cetera) zorgden dankzij hun mensenhandel ook voor een verspreiding van de oorspronkelijke Afrikaanse cultuur, die over de hele wereld te herkennen is in het geloof, in het vertellen van verhalen, in het dansen. De Boto Banja is de dans van de boot, waarin slaafgemaakten het verhaal van de overtocht uit Afrika vertellen. De Jong gaat op een eigen boottocht van de Dominicaanse Republiek naar Curaçao. Of dat midden in het orkaanseizoen een gelukkige gedachte is, valt nog te bezien.

Los van die culturele achtergrond is er de directe herkenning, merkt De Jong bij de bevolking in de Dominicaanse Republiek: ‘Ze hebben alle tinten bruin, dragen felgekleurde kleding en lachen hetzelfde naar me als de jongen achter de kassa in de Surinaamse broodjeszaak in Rotterdam: alsof ik hun kleine broertje ben.’ Het onderzoek dat Raoul de Jong aan het doen is, is interessant omdat hij een persoonlijk verhaal verweeft met die enorme geschiedenis. De Jong focust daarbij niet op de harde kant van die geschiedenis, maar op de culturele rijkdom ervan: schrijvers bijvoorbeeld:

Toen ik wakker werd dacht ik aan Claude McKay en het geheime genootschap van dansende schrijvers dat ik na de publicatie van Jaguarman op het spoor was gekomen. Anton de Kom en Theo Comvalius waren niet alleen geweest; rond de jaren dertig van de vorige eeuw waren er overal in Noord- en Zuid-Amerika en de Caraïben schrijvende nazaten van slaafgemaakten op schepen gestapt om de wereld hun verhaal te vertellen. Schrijvers zoals Zora Neale Hurston, Langston Hughes, Aimé Césaire en Claude McKay.
Al deze schrijvers kleedden zich als koningen en koninginnen. In al hun boeken kwam ik woorden, begrippen, mythen, legenden, goden en uitdrukkingen tegen die ik ook was
tegengekomen in de geschiedenis van Suriname en de boeken van Theo en Anton. En net als Theo en Anton hielden al deze schrijvers van dansen.

Sinds Jaguarman stelt De Jong Surinaamse en Antilliaanse schrijvers aan zijn lezerspubliek voor en dat doet hij in Boto Banja opnieuw. Zijn ontdekkingstocht is eveneens een eye opener voor ons. Dat is zijn missie. ‘Ik had hard moeten zoeken om ze te vinden. En toen ik ze eindelijk had gevonden hadden ze mijn leven leuker gemaakt.’ Dat gunt hij ons ook, schrijft hij met zekere nadruk, want zijn vorige boek kwam in boekhandels wat al te snel op het plankje ‘Suriname’ in plaats van in de kast literatuur en dat gold ook voor veel andere schrijvers die hij aanprees. ‘Niemand leek zich af te vragen of ik het boek misschien had geschreven omdat ik óók mijn witte familie iets moois wilde geven.’ Ik hoop dat het positieve activisme van Boto Banja beter zal uitpakken.

Coen Peppelenbos

Raoul de Jong – Boto Banja; of het geheime genootschap der dansende schrijvers. CPNB. 64 blz. € 5,-.

Deze recensie verscheen eerder in een veel kortere versie in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 11 maart 2023.