On the road in de polders

Jack Kerouac hoeven we niet voor te stellen, en toch heb ik de indruk dat hij samen met William Burroughs en Allen Ginsberg, zeg maar de grote drie van de Beat Generation, wat uit de mode is, ook al verscheen er vrij recent nog een nieuwe vertaling onder de titel Eenzame reiziger. Dat is jammer, want qua vitaliteit en rauwe energie vormden ze een welgekomen tegenbeweging, een soort van literaire rock-’n-roll die met veel branie en lawaai een alternatief vormde voor academische droogstoppels of sentimenteel geschmier. Waar zijn ze vandaag, de jonge wolven die de scène bestormen, tot grote ergernis van het literaire establishment?

In het Nederlandse taalgebied lieten de beats zonder enige twijfel wel hun sporen na. Ze beïnvloedden hoofdzakelijk in de jaren zestig en zeventig een nieuwe lichting schrijvers die in navolging van hun Amerikaanse collega’s ook een ander soort literatuur nastreefden, weliswaar met wisselend succes. Jaap van der Bent, docent Amerikaanse letterkunde aan de Radboud Universiteit te Nijmegen, stelde een overzichtswerk samen waarin hij verder ingaat op de receptie, kritiek en invloed van Kerouac in de Nederlanden.

Wat die receptie betreft, was trouwens lang niet iedereen overtuigd van Kerouacs talent. Bekend is natuurlijk de dooddoener van Truman Capote dat Kerouac niet schreef, maar ‘typte’. Ook Gerard Reve deed een duit in het zakje: hij vond On the road ‘een muf boek met veel lawaai’. Dat de meningen over het boek verdeeld waren, en trouwens nog steeds zijn, is niet eens zo verwonderlijk. Het boek was niet alleen zijn tijd vér vooruit, het heeft een nogal rommelige structuur en is stilistisch verre van volmaakt. Maar dat doet er helemaal niet toe: het put zijn kracht uit de rauwe energie, het jachtige, jazzy ritme, en vooral de compromisloze vrijheidsdrang. Het is bij uitstek een boek dat je op jonge, ontvankelijke leeftijd moet lezen, wanneer je gecharmeerd wordt door de randfiguren die door het weidse Amerikaanse landschap scheuren. Een rationele benadering werkt niet voor een roman als On the road: ofwel voel je er spontaan affiniteit mee, ofwel zal je er nooit iets in zien.

Anderen waren dan weer wel onmiddellijk overtuigd van Kerouacs kunnen, niet in de laatste plaats natuurlijk alternativo Simon Vinkenoog, maar de recensies waren toch overwegend negatief. De Leeuwarder Courant maakte bijvoorbeeld gewag van ‘het aaneenrijgen van losse mededelingen, ervaringen van het moment, vaak van de grootste onbenulligheid, het slaken van kreten, het opeenhopen van ruwe en obscene woorden.’ Het was typerend voor hoe de pers kort na de introductie over Kerouac schreef.

Op die manier wordt in dit boek ook aanschouwelijk gemaakt hoe de literaire kritiek er vrijwel collectief volledig naast kan zitten: eendagsvliegen worden soms de hemel in geprezen, echt belangrijke boeken volledig afgekraakt. Het is iets om in het achterhoofd te houden bij al die vijfsterrenrecensies die in de kranten verschijnen. De erkenning voor baanbrekend werk volgt meestal later, en die eer viel ook Kerouac te beurt: pas jaren na zijn dood volgde meer algemene waardering in ons taalgebied.

Er zijn stukken over Kerouac van meerdere schrijvers opgenomen in dit werk. Naast dat van Auke Hulst is vooral het essay van Joost Zwagerman mij bijgebleven, omdat hij naar mijn gevoel de essentie vat van Kerouacs werk:

On the Road behoort tot het type roman dat niet zozeer wordt bewonderd alswel wordt vereerd en gekoesterd. Je bewondert Ulysses – maar houdt van On the Road […]. Seks, drugs jazz, straatcultuur, aftandse hotelkamers, de schittering van steden in de nacht, visioenen, tegencultuur, het grote Nee tegen de burgerlijke samenleving, maar altijd in combinatie met een luidkeels Ja tegen zachte krachten en hogere machten, ja tegen de zoektocht naar banale en sacrale ervaringen, een dito ja tegen frêle, stoere meisjes en tegen mannenvriendschap […]

Het gedeelte van dit boek dat handelt over de invloed van Kerouac op Nederlandse en Vlaamse schrijvers heeft mij wat minder overtuigd: vrijwel alle epigonen uit ons taalgebied zijn allang terecht vergeten. Uit voorbeelden van flauwe doorslagjes van beatliteratuur in dit boek blijkt toch vooral dat het niet zomaar volstaat om interpunctie overboord te gooien, wat progressieve spelling te gebruiken en de typmachine richtingloos te laten ratelen om wat groovy taalexperimenten te produceren die vandaag ronduit gedateerd overkomen. Jules Deelder en Jan Cremer hebben wellicht nog het meest hun voordeel gedaan met de invloed van Kerouac en die op een originele manier verwerkt.

Het laatste deel van het boek, over de invloed van Kerouac op Vlaamse schrijvers, is wel erg kort en gaat jammer genoeg hoofdzakelijk over écrivains mineurs – ik geloof niet dat Hugo Raes bijvoorbeeld een overdonderende indruk heeft nagelaten, terwijl bijvoorbeeld Jef Geeraerts’ schandaalroman Black Venus niet wordt vermeld, maar naar mijn bescheiden mening wel op een een eigenzinnige, originele manier inspiratie putte uit de frisse wind die Henry Miller en de beats lieten waaien.

Daan Pieters

Jaap van der Bent – Jack Kerouac op weg in Nederland en Vlaanderen. In de knipscheer, Haarlem. 286 blz. € 19,95.