Een nobele wilde als vriend

Kinderen kunnen het, maar volwassenen die hun kinderlijke denken nooit geheel zijn kwijtgeraakt ook: je een zelfbedachte vriend voorstellen, die je je hele leven begeleidt, met wie je kunt praten en lachen en die je ook confronteert met je eigen tekortkomingen. De man aan wie Mauro Corona in zijn roman Het leven van Celio een ode brengt, is zo’n levendig heteroniem, samengesteld uit fragmenten van bewonderenswaardige mensen die hij in zijn leven heeft ontmoet. ‘Ik ben het lot dat tot Celio heeft geleid dankbaar,’ schrijft Corona in zijn inleiding. ‘En ook mijn pen bedank ik. Ik had een dergelijke meester nodig en ik heb hem gecreëerd’.

De wereld van Mauro Corona, wiens roman Als een steen in de stroom vorig jaar in het Nederlands verscheen, is die van de geromantiseerde bergen, de Dolomieten om precies te zijn. Het bestaan is er afgelegen en hard, maar Corona, wiens leven er innig mee verbonden is, zou niet anders willen. Ging het in zijn vorige roman om een als ‘de jongen’ of ‘de man’ opgevoerd personage, in wie veel autobiografische elementen te herkennen waren, in Het leven van Celio vertelt Mauro over hoe belangrijk Celio voor hem is geweest, ook op latere leeftijd. Mauro’s bestaan is sterk vergelijkbaar met dat van de jongen in de vorige roman. Opnieuw is Corona dus in zijn eigen herinnering en verbeelding gedoken. Uitspraken in het plaatselijke Ladinisch zijn in de tekst zelfs onvertaald gebleven en in noten onder aan de pagina verklaard.

Opnieuw ook koos hij voor een spel met de persoonsvorm; de omtrekkende beweging van een verteller die zelf maar een bescheiden rol heeft. In dit geval mede omdat de vertellende Mauro zo huizenhoog tegen de fictieve Celio opkijkt. Hij is dan ook alles wat Mauro zelf (nog meer) had willen zijn: zelfbewust, onverstoorbaar, een ware meester in het bergbeklimmen, bovendien eigenzinnig:

Ik wilde hem graag leren kennen. Ik voelde dat ik van die man alleen maar kon leren, ook al onderwees hij niemand. Hij gedroeg zich op een natuurlijke manier en leefde het leven, dát onderwees hij.

Het leven van Celio is geen plotgedreven roman, Mauro raakt niet uitverteld over de intens meebeleefde lotgevallen van Celio, die de ene na de andere wijsheid debiteert, iedereen onder de tafel zuipt, vrouwen bewondert, maar wel graag op een afstand houdt, kan houtsnijden als de beste, de periode van Italiaans fascisme overleeft zonder al te vieze handen te maken en de bergwereld kent als zijn broekzak. Voor een levend mens zou het wel wat erg veel zijn, maar Celio is dan ook een verbeelde vriend, en zo iemand schrijf je uiteraard niet graag te veel zwaktes toe.

Corona’s manier van schrijven, even weelderig als nuchter, met een soms hallucinerend karakter, brengt degene die daar gevoelig voor is snel in een roes. Hij houdt van opsommingen om zijn punt te maken, roept zichzelf geregeld tot de orde, omdat hij in zijn enthousiasme te veel van de chronologie van belevenissen zou afwijken en benadrukt dus keer op keer hoezeer Celio een man uit duizenden is, een nobele wilde:

Hij luisterde veel en naar iedereen. Voor hem was niemand minderwaardig. Elk verhaal, ook het meest domme of zonderlinge, was het waard om gehoord te worden. Hij oordeelde niet, gaf geen commentaar en trok ook geen conclusies. Hij onderbrak degene die sprak niet. Hoogstens keek hij verbaasd naar mij, alsof hij wilde zeggen: ‘Hoorde je dat?’

Celio wordt voor Mauro niet alleen een fictieve levensgezel, maar ook een rolmodel bij ethische vragen. Corona weet zo op een weloverwogen manier de ontwikkeling van iemands geestesleven te schetsen. Niet in de laatste plaats wat goede of slechte voorbeelden met een (jong) mens doen. Want natuurlijk komt er op Celio’s, en dus Mauro’s, pad ook wel eens iets voor, waar je je wenkbrauwen over kunt optrekken. Kippenneuken was niet ongewoon in de geïsoleerde bergstreken, maar ook allerlei uitingen van vrouwenhaat werden lange tijd door iedereen vanzelfsprekend en acceptabel gevonden. En wat deed Celio nou in de herfst van 1940 in Griekenland als alpenjager bij de Julia-brigade? ‘Behalve wat gebrom liet hij nooit iets los over die periode’.

De insteek van deze roman verschilt van zijn vorige, maar Corona’s literaire benadering is identiek. Het stuwende ritme van schijnbaar toevallig opgekomen gedachten, alsof je tegenover hem zit, werkt in Het leven van Celio even goed als in Als een steen in de stroom. Verwacht geen spektakel of totaal onverwachte wendingen. Alles beweegt zich maar langzaam voort in conservatieve tijden en streken. Tot de dood de mens komt halen. In Celio’s geval niet in de laatste plaats door wel heel uitbundig drankgebruik.

André Keikes

Mauro Corona – Het leven van Celio. Vertaald door Marieke van Laake. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 224 blz. € 22,99.