Afwachten is geen optie

Alle mensen op aarde snakken naar vrede, maar slagen er niet in die tot stand te brengen, omdat een paar generaals en oorlogsprofiteurs willen doorgaan, zegt een gedesillusioneerd uit de Eerste Wereldoorlog teruggekeerde soldaat ergens in De weg naar de grens, de een paar jaar geleden teruggevonden roman van Grete Weil. De Joodse protagonist Monika Merton is dan in Bern, op weg naar Parijs, waar Klaus, de liefde van haar leven, verblijft. Het nagelaten boek, dat Weil in 1944-45 schreef tijdens haar onderduik in Amsterdam, vertelt in grote lijnen het verhaal van haar eigen jeugd, die door de opkomst van het nazisme dramatisch ten einde kwam.

De verzuchting van de soldaat in Bern, die Monika ook vertelde dat hij gedwongen was mensen te executeren, is ten tijde van de huidige Oekraïne-oorlog opnieuw actueel. In De weg naar de grens filosoferen Monika, Klaus en hun familieleden en vrienden geregeld over de staat van de mensheid en of er sprake is van enig lerend vermogen. Ze hebben er een hard hoofd in, onze tijd geeft hun gelijk.

Weil werd in 1906 geboren in Beieren in een welgesteld Joods gezin, trouwde in 1932 met haar neef Edgar, die in 1941 door de Gestapo werd gearresteerd en naar Mauthausen gedeporteerd, waar hij kort daarop werd vermoord. Weil richtte later in Amsterdam een Duits-Nederlandse verzetsgroep op, de Hollandgruppe Freies Deutschland, waar historica Ingvild Richardsen in het uitgebreide nawoord over bericht.

Zij was het ook die deze roman terugvond, waarin Weils alter ego Monika haar verhaal doet over de vlucht naar de Oostenrijkse grens, begeleid door de politiek naïeve dichter Andreas von Carnides. Aan hem doet ze tijdens een door de sneeuwjacht gedwongen verblijf in een geïsoleerde berghut in de Alpen alles uit de doeken. Een verhaal van familie, vrienden en traditie, maar ook van arrogantie, onverschilligheid en argeloosheid. Door haar verhaal heen klinkt voortdurend de centrale vraag: hoe lang moet het duren voor een mens in beweging komt en opstaat tegen het kwaad. Het antwoord lijkt door de jaren heen nooit veranderd: pas als het eigen veilige bestaan serieus wordt bedreigd.

Op weg naar de grens is daarmee ook een kritisch zelfonderzoek van Weil, die in ons land vooral bekend werd met Tramhalte Beethovenstraat en Mijn zuster Antigone. Monika verandert in deze roman van een meisje uit een rijk en beschermd milieu in een door het leven getekende volwassene zonder illusies. Maar voor de verschrikkelijke waarheid tot haar doordrong, moest er wel veel gebeuren.

Ze werd pas voor het eerst met een dode geconfronteerd toen de kunstenaar Armin Hesse haar ter lering meenam naar een lijkenhuisje. En door de communistische activist Hans Hauser komt ze in aanraking met mensen uit proletarische milieus. Met hem kan ze echter als met geen ander diepgaand praten over de verstrekkende betekenis van Joods-zijn of rood-zijn. Ze weet echter niet hoe ze moet reageren op zijn uitgesproken overtuiging dat afwachten geen optie is:

Omdat iemand moet beginnen. En omdat wij het begrijpen. Noblesse oblige. Wat is je kennis van de wereld, je intelligentie, je liefdevolle hart anders dan bleek intellectualisme als je niet bereid bent tot daden over te gaan?

Het blijken zijn laatste woorden, want de bruinhemden wisten hem te vinden. Voor Monika was haar vriendschap met Hauser echter pas het begin van een lange reeks confronterende ervaringen, die haar doen nadenken over haar geprivilegieerde bestaan:

Kon ik maar zijn zoals zij, dacht Monika, met zulke blonde haren en blauwe ogen, zo rechtlijnig, en, nou ja, ook zo arm. Dan zou ik tenminste weten waar ik thuishoorde. Maar nu heb ik een slecht geweten tegenover de burgers, omdat ik verlang naar een revolutie, en een nog slechter geweten tegenover de proletariërs, omdat ik de ultieme consequenties van mijn politieke inzicht niet wil zien.

Het is even fascinerend als beklemmend hoe Weil de sluipend naderbij komende nazitijd door het persoonlijke verhaal heen heeft weten te vlechten. Hoe naasten van haar en mensen op wat verdere afstand steeds vaker in problemen raken, terwijl ze gewoon hun levens leiden, hun werk doen en zich Duitser voelen, maar Joods zijn en daarmee doelwit van de opgehitste horden. En hoe het kuddegedrag van velen, maar ook sociale afpersing de kwalijke ontwikkelingen in de kaart spelen:

Denkt u dat ik zou meedoen, mevrouw Merton, als ik ergens anders aan de bak kon komen? Maar ik kan het me niet veroorloven de laan uitgestuurd te worden en dus steek ook ik mijn poot omhoog en schreeuw ik Heil Hitler. Godzijdank zijn ze vergeten dat ik vroeger een overtuigde sociaal-democraat was.

Weil laat in de persoon van Monika helder doorklinken dat afzijdigheid of langdurig dralen even ingrijpend, zelfs fataal kan zijn als op de barricaden springen. Maar niet minder dat afkomst en opvoeding die laatstgenoemde kwaliteiten nogal eens teniet doen. De ambivalentie waar Weil zelf lang mee geworsteld moet hebben.

André Keikes

Grete Weil – De weg naar de grens. Vertaald door Kris Lauwerys en Isabelle Schoepen. Meulenhoff, Amsterdam. 384 blz. €24,99.