Mijn atlas van de hemel

Je denkt dat de literatuur onmisbaar is in je leven; niet weg te denken; onontbeerlijk voor je functioneren. Tot het waait in je hoofd, of nee, tot mistbanken zicht en ziel vertroebelen. Een ‘hersenorkaan’ heb ik het genoemd in mijn meest recente roman. Twee jaar geleden verscheen die en ik had nooit gedacht dat ik weer ten prooi zou vallen aan een depressie. Had ik mijn zaakjes immers niet voor mekaar door te schrijven over hoe ik het zwarte beest te keer was gegaan? Fotografie, wandelen, de zee, poëzie. Het recept voor mijn genezing dat bij de tweede tuimeling in de duisternis niet bleek te helpen. De literatuur kon de boom in. Ik was mezelf verloren en daarmee ook mijn schrijverschap. Of nee, niet helemaal, want ik bestelde gek genoeg wel boeken, alsof ik bang was om mezelf helemaal te verliezen. Later zou ik ze wel lezen – wanneer ‘later’ zou zijn, dat wist ik niet.

Later is nu. Ik ben terug. Ik lees weer, ik schrijf weer, ik denk weer. De novelle die ik maanden moest laten liggen heb ik vanonder het stof gehaald. Pas nu besef ik hoezeer ik datgene mis waarmee ik het liefst mijn dagen doorbreng: woorden op papier zetten, zinnen vormen, personages leven inblazen. Naast mijn computer hangen verzen van jeugdauteur Bart Moeyaert die ik de voorbije maanden vaak heb herlezen omdat ik bang was dat het zwarte beest me helemaal zou uitgommen: ‘Als iemand me laat kiezen/ tussen de stippels/in mijn atlas van de hemel/of de leegte van dit witte blad papier/zal niemand tijd verliezen:/er is geen plek waar ik/mijn adem liever heb dan hier.’

Ann De Craemer