De derde editie van de Gerrit Krolprijs is gewonnen door Hanna Végh met haar essay Taal als breekijzer. Zij wint hiermee € 2.000 en publicatie van haar essay op Tzum. De jury noemt haar essay innemend, koersvast en zeer overtuigend.

Taal als breekijzer

Taal. Het is een eenvoudig woord dat iedereen kent. Maar wat is taal? Waar is zij eigenlijk goed voor? Ik heb taal mijn hele leven gezien als een soort barrière. Ik ben geboren en getogen in Hongarije met een Hongaarse vader en een Nederlandse moeder. Helaas heb ik mijn taalknobbel van mijn moeder geërfd. Helaas, omdat ze perfect Hongaars heeft geleerd. Zo was er dus geen noodzaak om ons tweetalig op te voeden.

Taal dus. Vooral het Nederlands. Het was iets heel moois, iets dat ik elke dag bewonderde wanneer Nederlandse vrienden of familie bij ons op bezoek waren. Ik vond Nederlands altijd een beeldschone taal. Mijn Hongaarse kennissen zeiden altijd dat het meer op een keelziekte leek. Dat vond ik dus echt niet. Ik vond het prachtig. Prachtig, maar onbegrijpelijk. Ik heb wel talen geleerd, Duits en Engels, maar het voelde echt onmogelijk om een taal zo goed te kunnen beheersen dat ik daarmee ook op niveau met mijn geliefden zou kunnen communiceren. Kun je trouwens houden van mensen die je niet eens kent? Kun je hen jouw geliefden noemen? Hen met wie je nooit een enkel woord kon wisselen? Kun je hen enkel en alleen liefhebben omdat zij familie zijn? Is dat nog wel oprechte liefde? We hadden een keer mijn oma op bezoek. Ze probeerde natuurlijk in haar eigen moedertaal in contact te komen met ons, maar een keertje zei ik misschien net wat te hard tegen haar: ‘Oma! Praat eens nou normaal!’ Ik kende haar niet. Ik vond haar altijd heel mooi, stijlvol, schattig, teder en lief. Ik heb altijd een excuus gezocht om naast haar te mogen zitten. Maar wat ik niet kon is dus nu het belangrijkste wat ik in mijn leven heb. Woorden. Mijn verhaaltjes, mijn gevoelens, mijn grapjes delen.
Breekijzer. Een veel ingewikkelder woord dat veel minder mensen kennen. Wat is een breekijzer, vroeg ik me af een paar weken geleden. Ik dacht eerst aan een woordgrap waarmee mijn benadering van het thema waarschijnlijk veel makkelijker was geweest: breekijzer, ijsbreker. Voor mij als ‘Nederlands-als-vreemde-taal-spreker’ lijken deze twee woorden heel erg op elkaar. Dan ging mijn essay wellicht ook totaal een andere kant op. Maar toen heb ik eens opgezocht wat een breekijzer precies is. Ik moet eerlijk toegeven, ik schrok ervan. ‘Taal als breekijzer’. Wat doe ik daarmee? Want als u zich eens een breekijzer voorstelt, wat voor gevoelens heeft u daarbij? Geweld? Illegale dingen? Inbraak? Diefstal? Ik wel. Misschien ben ik degene die niet echt weet waar een breekijzer precies voor werd bedoeld, wellicht heb ik het alleen in films voorbij zien komen. Maar toen schoot het me ineens te binnen.

Er is een ongeluk gebeurd. Een auto zit vast op de spoorweg. Er is zo veel schade aan de auto, dat de deuren ook niet meer open kunnen. De brandweer komt natuurlijk, maar de trein ook… Breekijzer. De redder van levens. De enige uitweg. De oplossing. Het gewelddadige, illegale breekijzer, dat ik met inbraak en diefstal associeer, geeft een nieuwe kans. Een nieuw leven als het ware. Zo kreeg ik ook een nieuwe kans. Een nieuw leven door de taal die ik geleerd heb. Ik zat vast. Ik zat vast in mijn kleine Hongaarse wereld.

Elk volk heeft zijn eigen stereotypen. Wij Hongaren hebben er ook best veel: wij drinken veel te veel, wij houden heel veel van lang en uitgebreid eten, enzovoorts. Maar het meest relevante hierbij is: Hongaren spreken geen vreemde talen. Wij zijn daar absoluut niet goed in. Inmiddels heb ik daar een theorie bij: de Hongaarse taal lijkt gewoon nergens op. Hij is heel uniek, ook wel heel mooi, maar ook wel eenzaam in de wereld zonder zustertalen. Wij hebben een alfabet met 44 letters. Geheel andere klanken dan in de andere taalfamilies. Ik zag laatst een plaat met de bomen van de talen. Er is een grote boom van Indo-Europese talen, waar naast Nederlands, Duits, Engels, Spaans, Frans, ook Perzisch, en Hindi staan, maar ook Russisch, Servisch, en Tsjechisch. Als we dat verschil eens goed bekijken, vind ik weer een leuk feitje: Hongaars heeft een geheel ander boompje. Dus in het algemeen kunnen we stellen dat het voor Hongaren moeilijk is om vreemde talen te leren en te spreken, omdat Hongaars grammaticaal en fonetisch gewoon nergens op lijkt. Het is nogal een vreemde eend in de bijt van Europa.
Dat was dus mijn auto: Hongarije, de Hongaarse taal. Ik was aan het rijden en het ging goed. Ik bleef braaf op de snelweg, waar ik hoorde. Ik had vrienden gemaakt in mijn eigen wereld, ik leerde mezelf kennen, maar ik had helemaal geen idee wat voor een wereld buiten mijn auto bestond. Ik heb geen andere lucht kunnen inademen. Totdat het ongeluk kwam. En wat ben ik er blij mee dat het kwam. Ik ging van mijn spoor af. Naar het buitenland. Ik beheerste geen andere talen. Toch wilde ik iets anders gaan doen. Ik belandde op de spoorweg, met een wrakke auto. Toen kwam het breekijzer en gaf mij de vrijheid om uit mijn auto te stappen. Ik was niet meer binnen gesloten. Ik was vrij. Vrij, om de hele wereld te gaan leren kennen. Ik kreeg een nieuwe kans. Een nieuwe ‘ik’. Ik werd veel meer dan wat ik voorheen was. Ik leerde mijn oma kennen. Nu kan ik met heel mijn hart zeggen dat ik van haar houd! Ik leer mijn moeder hierdoor ook elke dag beter kennen. Zo heb ik heel veel Nederlandse vrienden gemaakt, van wie ik ontzettend veel houd! Toen mijn autodeur weg was, werd ik onmiddellijk verliefd. Verliefd op de Nederlandse taal, op de platte realiteit, op de mensen hier, op de soms pijnlijke directheid. Ik kreeg naast mijn vaderland ook een ‘moederland’. (Grappig feitje: in het Hongaars gebruiken we in plaats van het woord ‘vaderland’ eigenlijk het woord ‘moederland’)

Zo werkt taal als breekijzer in mijn leven. Zo werd ik ook een Nederlander. Niet alleen in het bloed, maar ook in het hart.

Hanna Végh

Afbeelding: rug.nl