Vol genegenheid

De laatste bundel van PC Hooftprijswinnaar Eva Gerlach, Hier, staat vol tedere gedichten. Willem Thies noemt in de Poëziekrant de ziekte van de man van Gerlach. Die biografische kennis is niet nodig om de genegenheid in de gedichten te proeven. De bundel is opgebouwd uit negen series, met genummerde gedichten, en de gedichten binnen een serie zijn steeds sterk met elkaar verbonden. Zo is de laatste serie ‘De vulkaan’ te lezen als één verhalend gedicht. De serie ‘Virus’ gaat over een ik die voor een zieke jij zorgt, en begint als volgt:

Virus 1

Dat je zo, op je rug je mond open, ik schoof je naam in je
lag languit tegen je aan, praatte je bij
zong, las je voor, veegde slaap snot kwijl uit je hoeken
zag het zwart zich terugtrekken, sluiten, zag je verstaan
wat ik niet vroeg, dat je dicht

Laat het niet komen laat het
niet nu laat hem onopgemerkt laat hem
niet opengaan hou hem
dicht met mij binnenin, een tent voor de zon

Deed je je ogen het blauw zonder eind je gloed
over me open mijn bruidegom mijn
baldakijn en het kwam, ik kon erop wachten

het schrapen het raspen stoten
scheuren breken begon

De ik zorgt voor de jij, ‘veegde slaap snot kwijl uit je hoeken’, een erg intieme handeling. De relatie is ook al meteen heel persoonlijk, de ik gaat tegen de je aanliggen. Het is meteen duidelijk dat het geliefden zijn en de jij ziek is. Waarom de tweede strofe cursief is, is wat raadselachtig, misschien om een verschil aan te geven tussen cursieve gedachten en handelingen die rechtop staan. In combinatie met de titel wordt ‘laat hem / niet opengaan’, iets hogers wordt aangeroepen om de jij gezond te houden. Toch kwam het. De jij moet de tent blijven die de ik beschermt, tegen de zon. De jij moet sterk blijven. De opsomming ‘het schrapen het raspen stoten / scheuren breken’ is prachtig. Niet alleen wordt het steeds erger, ook technisch is het mooi. Er is sprake van veel subtiele klankherhaling, in ‘schrapen-raspen’, schrapen-scheuren’ en ‘breken-begon.’ Door de lange klanken neem je als lezer langer de tijd en laat je de woorden rustig tot je komen, als in een berusting, die de ik misschien ook voelt: ze wachtte er immers al op. Verder valt in dit gedicht op dat de zinnen weinig grammaticaal zijn, vaak mag de lezer een zin zelf verder invullen, bijvoorbeeld bij ‘dat je dicht’, wat minstens drie dingen kan betekenen. De zinssnede ‘zag je verstaan / wat ik niet vroeg’ is overigens prachtig en origineel. De jij praat blijkbaar niet, maar geeft non-verbaal aan de ik te begrijpen, en geeft zo antwoord op een vraag die de ik niet (expliciet) heeft gesteld. Wat een genegenheid, wat zijn deze mensen goed op elkaar afgesteld. Of hoe voelt het als ‘ogen … over me open’, voelt de ik zich als het ware opgeslokt, maar dan mooier gezegd? Normaal zou een regelafbreking op ‘mijn’ zonde zijn, want waarom verdient dat woord nadruk? Maar hier past het goed, als herhaling van de eerdere ‘mijn’, van de extra nadruk dat de ik zich helemaal aan de jij heeft overgegeven, en die overgave ook wederzijds ervaart, (wat blijkt uit het woord ‘baldakijn’, mooi). Zo staat er met weinig woorden heel veel in dit gedicht: een enorme wederzijdse genegenheid, een zorgzaamheid, het willen afweren van een ziekte die toch komt. Het gedicht erna begint ook prachtig met ‘Zolang ik je aanraak leef je.’ De serie eindigt met de jij/hij die het huis schildert en opknapt en het huis als ziek mens wordt gepresenteerd. Die zieke is zo opgeknapt dat hij heelmeester is geworden. Nog een liefdesgedicht:

Los 3

Als ik je uitleg opentorn losmaak tot je
bent wat ik aan kan als ik je opgooi over
me heen me kronkel armen en hoofd door je heen
uittrek je aantrek: niks, naakt

hoe ik ook uitpak hand voor je in het vuur hou
terwijl ik mijn ziende oog uitsteek om je te zien
waar het verliezen zoekraakt waar de plek terugkomt
hier waar je opstond viel lachte en lag

Ook hier spreekt een enorme genegenheid van de ik uit. Ze wil zo dicht bij de jij zijn, dat ze hem wil aantrekken. Heeft daar zo veel voor over dat ze een hand in het vuur wil houden, een oog wil uitsteken. Die offers zijn ook figuurlijk te begrijpen: ‘ik steek er mijn hand voor in het vuur dat je van me houdt’ of ‘ik zie je nog beter in mijn herinnering en verlangens dan wanneer ik naar je kijk’. Deze lezer leest de offers in ieder geval symbolisch, om het gedicht niet te gewelddadig, niet te gruwelijk te maken. ‘waar het verliezen zoekraakt’ is ook mooi: hier winnen we, hier overwint de liefde. Hier is ook een plek waar als de jij valt, hij lacht. De klankverbindingen zijn te talloos om op te noemen, en als je hardop leest, is het prachtig. Het is een gedicht om uit je hoofd te leren, en om je geliefde mee te verrassen. In de serie ‘Kijk’ treffen we gruwelijkheden, en hieronder een gedicht waarin ik Groningse aardbevingen lees:

Kijk 1

De buren zijn weg maar wij staan nog dus blijven we maar.
Hij durft zijn bed niet uit ’s nachts, ik er niet in. Zit beneden,
kijk naar het veld, hoe zwart het ligt tussen de sloten,
kijk niet naar de barst. Als het knalt
roep ik naar boven. Paar keer, dan komt hij wel, sta ik
buiten met koffie, koek, dekens, gaan we naar het veld,
je moet toch wat. Kijken naar het raam
waarachter geen licht brandt, houden stijf elkaars hand vast,
praten niet. Na een tijdje
als alles nog staat gaan we terug. Denken niet aan de buren.
Wasbak stuk, kalk op de trap, wat vaatwerk aan scherven,
meer niet. Het zal nog wel duren.

De verslagenheid is groot, er is niets om te zeggen, het lukt niet om aan de buren te denken. Toch ook weer de genegenheid: ‘houden stijf elkaars hand vast’. Wat precies nog wel zal duren, is wat gissen, maar tenminste de schadeloosstelling. Misschien geeft dit gedicht de Groningers wat herkenning, misschien wat genegenheid.

Erik-Jan Hummel

Eva Gerlach – Hier. Arbeiderspers, Amsterdam. 80 blz. € 19,99.