Dat gaat van een leien dakje

Een inhoudelijk doordacht en uitgebalanceerd kunstboek ontwerpen, met een strakke en bekoorlijke vormgeving, dat kan je in ons taalgebied met een gerust hart aan Ted van Lieshout overlaten: hij creëert beeldsonnetten in veelvuldig bekroonde uitgaven als Driedelig paard (2011) en Rond vierkant vierkant rond (2015) en fungeert als bevlogen gids in tot standaardwerk geworden kunstboeken als Wat is kunst? (2020), Bloot (2020) en Kunst? (2017).

In Rozen voor de zwijnen liet Van Lieshout zich inspireren door het bekende schilderij ‘De verkeerde wereld’ van Pieter Bruegel de Oude uit 1559, dat zich vandaag de dag in de Gemäldegalerie in Berlijn bevindt. Van Lieshout beschouwt het als zijn taak om de vele tientallen spreekwoorden – het precieze aantal werd nooit opgetekend door Bruegel – toe te lichten. Of toch een groot deel ervan, want sommige spreekwoorden, uitdrukkingen en zegswijzen, zijn ondertussen verloren gegaan, zoals ‘Wie zijn pap gestort heeft, kan niet alles weer oprapen’, ‘onder de bezem getrouwd zijn’ of ‘de dag met manden uitdragen’. Andere spreekwoorden, zoals datgene uit de titel werden gaandeweg aangepast; ‘Rozen voor de zwijnen’ vindt zijn herkomst in een foutieve Bijbelvertaling. Dat werd later gecorrigeerd, en het spreekwoorden evolueerde mee in het voor ons bekende ‘parels voor de zwijnen’.

Voor de vertelinstantie laat Van Lieshout zich inspireren door een geheel natuurlijk uitgewerkte dialoog tussen een bevlogen gids en een nieuwsgierige, maar ook kritische vraagstaart. Het hoeft weinig betoog dat beide karakters de auteur zelf representeren. Het is Van Lieshout op z’n best; ruimschoots boeiende weetjes en achtergrondinformatie bij de spreekwoorden debiterend. Steeds vertrekkend vanuit het schilderij, waar hij de ogen van zijn publiek naar beklijvende details weet te richten. Dat begint al bij de openingsscène: de wereldbol op het schilderij (de zogenaamde ‘rijksappel’) wordt met het kruis naar beneden afgebeeld. Vanzelfsprekend willen gids en publiek de ware toedracht hiervan achterhalen. Via een associatieve gedachtegang passeren vervolgens tientallen spreekwoorden de revue; doorgaans volgens een vast stramien. Van Lieshout baseert zich op een kernwoord, zoals roos, plank of kaart en lieert er vervolgens meerdere spreekwoorden, zegswijzen en uitdrukkingen aan. Niet enkel Nederlandstalig overigens, want de auteur legt graag de link met proverbia in andere talen, zodat het geheel telkens blijft verrassen. Minstens zo boeiend zijn de vergelijkingen tussen Bruegels schilderij en de kopieën van zoon Pieter Brueghel (met ondertussen een ‘h’ extra in de familienaam, inderdaad) die eveneens integraal worden opgenomen. Sommige spreekwoorden zijn verdwenen, andere toegevoegd, en dat leidt tot een interessante en zeker relevante vergelijking. Van Lieshout tekent ook de evolutie in de spreekwoorden nauwgezet op, bijvoorbeeld naar aanleiding van twee mannen die aan een krakeling trekken: ‘Ze trekken om het langst’, oftewel om het grootste deel, wat wij (her)kennen als ‘aan het langste (of kortste) eind trekken’.

Vanzelfsprekend bezigt Van Lieshout een rijke en afwisselende taal, maar hij besteedt ook ruimschoots aandacht aan bijvoorbeeld de etymologie omtrent de spreekwoorden, hij licht het verschil tussen spreekwoorden, zegswijzen en uitdrukkingen uit, verklaart begrippen als homofonen. Daarbij stipt hij ook enkele opvallende elementen in de uitspraak en spelling van het 16de– en 17de-eeuwse Nederlands aan. Van Lieshout beperkt zich echter niet tot een etymologische verkenning, bijvoorbeeld bij de precieze herkomst van ‘in de luren leggen’, ‘twee zotten onder een kaproen’ of ‘zijn huik naar de wind hangen’, maar wil tegelijkertijd ook actualiseren en aanschouwelijk maken hoe lezers de spreekwoorden in een hedendaagse context kunnen inzetten, wat verhelderend werkt. De auteur verwijst daarbij veelvuldig naar andere bronnen, zoals prenten en afbeeldingen, al dan niet met bijhorende tekst.

Net zoals eerder werk kan Rozen voor de zwijnen prat gaan op een strakke vormgeving met overzichtelijke bladspiegel. De vragen van ons nieuwsgierig aagje staan in een rood lettertype; de spreekwoorden zijn vetjes in het blauw aangezet. Het behandelde spreekwoord wordt daarbij gedetailleerd weergegeven via een uitvergroting. Het volledige schilderij staat nu deels op de schutbladen afgebeeld en werd ook nog integraal in sterk verkleinde vorm weergegeven. Dat maakt het niet altijd eenvoudig om de gedetailleerd weergegeven situaties in het geheel te plaatsen. Wellicht was een uitklapbare poster of een affiche bij het boek een handig hulpmiddel geweest.

Opnieuw bewijst Ted van Lieshout zijn gave om als enthousiast en bevlogen verteller én specialist ter zake met kunst in de ruimste zin van het woord aan de slag te gaan. Een diepgaande benadering van de spreekwoorden en een lezersgerichte houding gaan opnieuw hand in hand. Het is duidelijk dat de auteur veel genoegen beleefde aan het opzoekwerk en het schrijven en dat vertelplezier spat van de pagina’s. Ik laat mijn leerlingen volgend schooljaar maar wat graag kennismaken met Rozen voor de zwijnen en hoop dat tal van collega’s neerlandici en kunstwetenschappers hetzelfde zullen doen. Dit kunstzinnige en literaire kleinood biedt er alleszins alle kansen toe.

Jürgen Peeters

Ted van Lieshout – Rozen voor de zwijnen. Leopold, Amsterdam. 110 blz. € 24.99.