Lopend door de binnenstad zie je elke week het aantal leegstaande winkelruimtes toenemen. Er komt wel eens iets voor terug, een tattooshop, een vaag uitzendbureautje, een winkel in telefoonhoesjes, maar interessanter wordt het niet. Nog niet eens zo heel lang geleden waren binnensteden bijna culturele centra, een mix van goed gesorteerde boek- en platenwinkels, galeries, antiquariaten, horeca met een eigen smoel, kleine bioscopen, theatertjes, winkels met binnen- en buitenlandse kranten en tijdschriften of zaken met muziekinstrumenten. Er was altijd een goede reden om die kant op te gaan en er langer te verblijven. Maar toen vond de vooruitgang de webshop uit.

Als je niet goed kijkt, lijken de stadscentra van tegenwoordig best nog aardig. Het soort mensen dat zonder voorbehoud in statistieken gelooft, ziet zelfs helemaal geen achteruitgang: de leegstand is teruggelopen jubelen ze van tijd tot tijd. Ja, de leegstand. Maar ze maken geen onderscheid tussen een kwaliteitsboekhandel en een winkel waar ze tepels piercen of honderdduizend plastic prullen van Chinese makelij verkopen voor €1 per stuk.

In het centrum van mijn stad lijkt geen enkele onderneming echt goed te draaien. Met één uitzondering: de plaatselijke zielenknijper, een zaak van miljoenen. Die zit niet midden in de hoofdwinkelstraat, maar er ook niet ver vandaan. In een omvangrijk prachtpand, zorgvuldig gerestaureerd met kapitelen, pilasters en pinakels. Geen kwaad woord hierover, het pand is onmiskenbaar in goede handen. Ook het daar tegenover betrokken vroeg zestiende-eeuwse gebouw. En het derde, niet ver daar weer vandaan. Hulde voor zo veel liefde voor onze oude binnenstad.

Maar hoe verdienen ze dat toch allemaal is de volgende vraag. Nou, sinds de pastoor en de dominee uit het straatbeeld zijn verdwenen, welbeschouwd gelijk opgaand met het wegvallen van de meeste boekwinkels, en levende gesprekspartners werden vervangen door apps is het aantal rustelozen, drankzuchtige twijfelaars, pathologische hypochonders en tobbers met uiteenlopende kwalen van geestelijke jeuk flink toegenomen. Waar moeten ze ook heen met hun verhaal, hun zorgen en ongenoegen.

Er zijn uiteraard talloze websites en blogs van onduidelijk allooi. En loketten onder systeemplafonds, maar daar gaat het over afgebakende praktische zaken. Er is iets veel ingrijpenders aan de hand. Met wie kan een mens zich nog uitgebreid vergelijken? Ben ik de enige met dit buitengewone ziektebeeld en hoe moet ik hier mee omgaan? Zouden er meer mensen zijn met zo’n vreselijke partner of dominante ouder? Is mijn seksuele gerichtheid en behoefte abnormaal? Ik voel me mislukt of afgewezen, hoe nu verder.

In zulke gevallen zijn er twee richtingen. De ene gaat richting de slijterij, de andere richting psychotherapeut. Bij beide komen natuurlijk ook mensen met zeer ernstige psychische klachten, laat daar geen twijfel over bestaan, maar ik heb het hier vooral over wat je misschien de lichtere gevallen mag noemen. De toeloop in de geestelijke gezondheidszorg is de laatste jaren enorm. Met name de lichtere gevallen zouden in psychotherapeutische gesprekken op de helende of in ieder geval verklarende kracht van literatuur gewezen moeten worden. Misschien gebeurt dat ook wel eens, wie zal het zeggen, maar veel stelt het vast nog niet voor en de boekwinkel, waar veel inzicht in en antwoorden op menselijke dilemma’s te vinden zijn, lijkt er vooralsnog niet mee gered.

De culturele apotheek in Amsterdam kent wel trekjes van deze gedachte, maar heeft naar mijn mening een te hoog VPRO-gidsgehalte. Ik bedoel daarmee dat het wel vertrekt vanuit een serieuze gedachte, maar er dan een snaakse draai aan geeft (‘Onze bijzondere apotheek verstrekt geen poedertjes, maar wel dikke pillen’). Met op de website de oprichters in witte doktersjas en met een stethoscoop om de nek, een spreekuur met boeken op recept en ‘bibliotherapie met groepsmedicijn’, wat een ander woord is voor leesgroep. Nuttig, leuk, zeker, maar gezien de opzet en de niet uit de ggz-sector afkomstige medewerkers geen plek voor mensen die anders naar de psychotherapeut gaan. Meer een innovatief leesbevorderingsproject.

Literatuur in de geestelijke gezondheidszorg is wat anders en allerminst een nieuwe gedachte. De befaamde Nederlandse psychiater H. C. Rümke (1893-1967), die zelf ook als dichter en essayist publiceerde, waarvoor hij in 1964 de Henriëtte Roland Holst-prijs ontving, legde bewust verbindingen tussen zijn vakgebied en literatuur. Zijn opvattingen hebben grote invloed gehad, zelfs tot de dag van vandaag, maar niet in de concrete vorm van een heuse specialisatie. Er bestaan wel kunstzinnig therapeuten, veelal in de alternatieve hoek, maar die geloven meer in schilderen, muziek en drama.

Een vrij gevestigde psycholoog en psychotherapeut die vanuit zijn of haar vakgebied kan werken met literaire fictie en non-fictie kan de drempel verlagen door in hetzelfde pand een voor iedereen toegankelijke literaire boekwinkel te openen. Of mooier nog: aan een klein grachtje tussen andere winkels. Goed voor de culturele infrastructuur van de binnensteden en, mits tot stand gekomen na serieuze psychotherapeutische sessies, waarschijnlijk een ware eyeopener voor de vele rustelozen, twijfelaars, hypochonders en tobbers. Niemand is immers uniek met zijn of haar wanen. Een boek lezen mag velen vandaag de dag zwaar vallen, maar de alternatieven zijn in dit soort gevallen vaak aanmerkelijk zwaarder.

Zoals gesteld, psychologen en psychotherapeuten kunnen in deze geseculariseerde tijd enorm veel geld verdienen. Daarbij vergeleken vallen de omzetten van gevestigde literaire uitgeverijen volkomen in het niet. Zo’n injectie vanuit ongedachte hoek zou dus ook belangrijk zijn voor de literaire wereld, want van een nauwelijks nog in literatuur geïnteresseerde overheid is niet veel meer te verwachten. Trouwens evenmin van heel wat slecht geïnformeerde hedendaagse lezers, die menen dat een boek niet meer kan zijn dan een stukje tijdverdrijf.

Ik begrijp dat jullie wel even staan te kijken van zo’n vlegelachtig pleidooi. Het lezen van literatuur hoeft toch geen therapeutisch nut te hebben of wat voor nut dan ook? Nee, niets hoeft, maar dat neemt niet weg dat dit aspect in goede literatuur altijd impliciet of expliciet enigszins aanwezig is. Waarom dan niets doen met deze ‘natuurlijke’ verwevenheid? Je slaat er in één klap een handvol vliegen mee. Maar alles begint natuurlijk met literaire interesse van de psychologen. En hoe zeker kun je daar nog van zijn.

André Keikes