Het belang van identiteit

Feria, het debuut van de jonge Spaanse schrijfster en journaliste Ana Iris Simón (1991), was niet voorbestemd om een bestseller te worden. Simón was nog een nobele onbekende en haar boek verscheen bij een onooglijk uitgeverijtje. Zelf verwachtte ze eigenlijk dat alleen haar familie het zou lezen. Maar het boek kreeg steeds meer aandacht en maakte duidelijk iets los in de Spaanse samenleving. Het werd onverwachts een groot succes en kreeg ook een prominente plaats in het politieke debat. Op een bepaald moment beklom zelfs Pedro Abascal, leider van de extreemrechtse partij Vox, het spreekgestoelte van het Spaanse parlement met een exemplaar van Feria in de hand. Een filmpje waarin Simón fel van leer trok tegen premier Pedro Sánchez omdat zijn beleid nefast is voor gewone Spaanse gezinnen, werd druk bekeken en becommentarieerd.

Voor sommige linkse commentatoren volstond dat om Simón fascistoïde neigingen toe te dichten. Onterecht, want om de strekking van Feria te omschrijven, zijn termen als ‘links’ of ‘rechts’ eigenlijk ongeschikt. Simón groeide op in La Mancha, de landstreek ten zuiden van Madrid, in een eenvoudig, traditioneel milieu: haar vader – een overtuigd communist – was postbode, haar gelovige moeder kwam uit een familie van kermiskramers. Zoals zoveel jonge mensen probeerde ze zich als jonge twintiger te ontworstelen aan haar milieu en trok ze naar de grote stad, in de overtuiging dat ze daar in alle vrijheid haar eigen keuzes zou maken. Gedesillusioneerd kijkt ze op die tijd terug:

Je bent tweeëndertig, je verdient duizend euro per maand, je deelt een flat en al die dingen die je per se wilt doen voor je gaat ‘settelen’ zijn een jaar lang sparen voor tien dagen Thailand terwijl dat land je nooit een moer heeft geïnteresseerd, een pilletje slikken en je vrienden knuffelen op festivals waar je de halve line-up niet kent maar moet doen alsof, en geloven dat de series de je kijkt en de Blackie Books die je leest deel uitmaken van je hoogstpersoonlijke identiteit.

Het kernwoord dat de thematiek van Feria bepaalt is gevallen: identiteit. Het punt is natuurlijk dat je geen echte identiteit kunt opbouwen rond havermelkcappuccino’s, Netflixseries en andere onzin die in wezen verschrikkelijk conformistisch is. Het vage kosmopolitische wereldburgerschap dat ons wordt voorgespiegeld is niet meer dan een neoliberale luchtspiegeling. Ongeacht hun overtuiging of achtergrond hebben burgers behoefte aan een volwaardige, authentieke identiteit, en als Abascal met Simóns boek zwaaide, en hij en zijn geestesgenoten overal in Europa succes oogsten, komt dat onder meer omdat extreemrechts het thema identiteit helaas volledig naar zich toe heeft getrokken, terwijl linkse en centrumpartijen de onbegrijpelijke vergissing begaan om het volledig te negeren.

En dus keerde Simón terug naar La Mancha, om weer aansluiting te vinden bij haar familie en haar geboortegrond, waar nog een echte, authentieke dorpsgemeenschap bestaat, met eeuwenoude tradities:

Als tiener en jonge twintiger keek ik neer op mensen die in Aranjuez bleven, want alleen boertjes van buut’n bleven in een klein gat dat zo weinig te bieden heeft. Maar het boertje van buut’n dat weinig te bieden had was ik, en klein waren mijn geest en mijn opvattingen.

Niet dat alles vroeger beter was. Ze had een ‘foute’ (lees: republikeinse) opa voor wie het leven onder de dictatuur van Franco bepaald geen pretje was, en La Mancha is bepaald geen rijke streek: armoede is er een groot probleem. Maar al heeft Simón de neiging om haar eigen kindertijd soms wat te idealiseren, toch is het duidelijk wat haar weer heeft doen terugkeren. Het familieleven in haar geboortedorp Ontígola is weliswaar armoedig in de materiële zin van het woord, maar wordt wel nog gekenmerkt door authentieke ervaringen en tradities en oprechte solidariteit die ze in het Madrileense hipstermilieu nooit heeft aangetroffen.

Ze stelt zich ook vragen bij haar positie als vrouw in de samenleving en komt zo tot de conclusie dat de emancipatiebeweging voor veel vrouwen totaal verkeerd heeft uitgepakt. Er werd hen voorgespiegeld dat hun inschakeling in het (betaalde) arbeidsproces zou leiden tot emancipatie, financiële onafhankelijkheid en tot meer respect en waardering. In werkelijkheid heeft het neoliberale systeem, dat nooit geïnteresseerd was in de emancipatie van vrouwen, hen vooral gebruikt als goedkope, flexibele arbeidskrachten. Zeker in een land als Spanje, en vooral voor vrouwen uit de volksklassen, heeft dat er vaak alleen maar toe geleid dat ze naast hun gezinstaken bijvoorbeeld ook nog eens dertig uur per week achter de kassa van de lokale supermarkt moesten gaan zitten. Is dat een antifeministisch standpunt? Ik denk het niet, Simón pleit er nergens voor dat vrouwen aan de haard horen, maar ze wijst er wel terecht op dat vrouwen zich ‘een gigantisch oor hebben laten aannaaien met de arbeidsparticipatie van vrouwen als wondermiddel voor emancipatie’.

Als ze het bijvoorbeeld over mannen heeft, schroomt ze er ook niet voor om te laten blijken dat ze meer affiniteit heeft met het goedaardige machismo van de zwijgzame, maar zorgzame ooms en opa’s die ze heeft gekend dan met wat ze ‘slapjanussen’ noemt: van de metroseksuelen van de jaren negentig (‘meisjes uit de jaren negentig moesten het in hun tienerjaren doen met mannen met loeistrakke wenkbrauwen en blonde highlights als erotische referentie’) tot de ‘indies’ uit de jaren nul, met hun ‘totale lusteloosheid’. Misschien begeeft ze zich daar op glad ijs, maar het punt dat ze probeert te maken, is mijns inziens ook weer niet per se antifeministisch: het gaat er gewoon om dat de traditionele mannelijkheid waar ze mee opgegroeid is in haar geboortestreek, niet per se toxisch hoeft te zijn.

In feite legt Simón heel vaak met eenvoudige voorbeelden uit de praktijk haar vinger op zere wonden in de gepolariseerde maatschappij. Zo legt ze uit hoe de ergernis aan woke in brede kringen van de samenleving eigenlijk niet zozeer te maken heeft met de op zich lovenswaardige doelstelling om discriminatie te bestrijden, maar veeleer met de betutteling en de irritante newspeak die schering en inslag zijn bij woke-adepten:

Ik stuitte eens op een initiatief van een feministische organisatie die vrouwen wilde stimuleren om na het eten samen de avondkoelte te zoeken, zoals mijn oma dat deed van mei tot september met mijn tante Ana Rosa, Tere en de andere Tere van verderop in de straat, Manoli, Conchi en Ele. Ze noemden het ‘bouwen aan een hulpnetwerk van en door vrouwen’. Ik beeldde me in dat ik in mijn oma, mijn tante Ana Rosa, Tere en de andere Tere zou moeten uitleggen dat wat zij al hun hele leven deden omdat hun moeders en oma’s het ook al deden ‘bouwen aan een hulpnetwerk van en door vrouwen’ heette, en ik schoot in de lach. Bovendien sloot José, Teres man, soms ook aan, dus het was ook al geen veilige non-mixed space, en dat zou ik ze dan ook moeten uitleggen en dan zouden zij degenen zijn die moesten lachen.

Als Feria zo’n succes is geworden in Spanje, komt dat vast omdat heel veel doodgewone Spanjaarden zich herkennen in de eenvoudig verwoorde, maar treffende maatschappijkritiek van Ana Iris Simón.

Daan Pieters

Ana Iris Simón – Feria. Uit het Spaans vertaald door Trijne Vermunt. Das Mag, Amsterdam. 272 blz. € 24,99.

Zie ook de recensie van Miriam Piters over dit boek.