‘Misthoorns loeiden halsstarrig statig toen over een jonge schoot het maanlicht streek’

Voor wie van een ijzeren discipline houdt in de poëzie, biedt Bedekte termen van Bert Bevers 366 strak gecomponeerde gedichten op alfabetische volgorde van titel: voor elke dag een. Iemand die, zoals Bevers, zijn leven aan de poëzie heeft gewijd als dichter, redacteur, bloemlezer en uitgever, weet natuurlijk als geen ander dat de meeste poëzieliefhebbers niet op die manier een bundel lezen. Misschien moet je het daarom meer zien als de discipline van de dichter zelf, die rechtdoet aan de uitnodiging ‘Stabilitas Loci’, die onder aan de bundel op de omslag gedrukt staat. Het is de uitnodiging van kloosterordes om je bestendig te tonen tegenover de plek waaraan je je gebonden hebt. Bij Bevers is die plek, hoe dan ook, het paradijs van de taal.

Uit de hele bundel klinkt toewijding aan de taal. De afgeronde composities, van drie disticha per gedicht, zijn te zien als ascese, in de zin van: onthouding van iedere wijdlopigheid. Ook hier betreft dat vooral de dichter: hij is het die zich onthoudt, zich beperkt tot deze zesregelige verzen. De lezer daarentegen wordt in die onthouding juist uitgenodigd om rijk te associëren. Zoveel houvast heeft hij immers niet. Omdat de gedichten zo gecomprimeerd zijn, dienen zich talloze betekenissen aan, waardoor de lezer elke bladzijde als vanzelf vult met zijn gedachten. Zoals het voor de dichter een tour de force zal zijn geweest om de gedichten zo strak te componeren, zo is het ook voor de lezer hard werken om betekenis te geven.

De gedichten zijn steeds op eenzelfde manier opgebouwd: in de eerste twee regels wordt een onderwerp neergezet, in de tweede wordt daar wat dieper op ingegaan, in de derde wordt een punt gemaakt. Daardoor lijken de composities behoorlijk afgerond en gesloten. Toch kun je er met gemak in verdwalen, omdat ze stuk voor stuk cryptisch zijn:

Schets voor besluitelozen

Mensen bij wie alles een lang verhaal wordt
zijn onafgewerkte werven. Je moet toch weten

wanneer dofgroen verval aan schrijftafels
de geur van inkt ontneemt, en woede verstijft.

Je moet toch weten: goud heeft geen brood
nodig. En: er is geen muur die steen weigert?

Er klinkt een vastberadenheid in door, een wijsheid, alsof je spreuken aan het lezen bent die klinken alsof ze aan het eind een raadsel ontsluiten. Alleen heeft de lezer lang niet altijd de sleutel. Hij is aan het eind gekomen, maar wordt weer teruggestuurd om de lezing te hervatten en dan komt hij op een ander spoor. De ontsluiting is slechts een illusie. Je vangt een glimp op van betekenis, maar blijkt je voorlopig nog in een labyrint te bevinden.

Bevers besteedt veel aandacht aan klank. Er komt nauwelijks volrijm in de bundel voor, maar het wemelt van alliteraties en assonanties. Soms wat veel, waardoor het lijkt alsof de woorden vooral voor de klank bij elkaar zijn gezocht en in hun betekenissen wat onwennig en ongemakkelijk tegen elkaar aan schurken:

Warm parmantig ontwaken om zes uur tegelijk
bescheiden huisbediendes die droefgeestig

aubades verwachten en ervaren houtvesters
die smachten naar doorbloeding van jachtige

avonturen voor hun meester en diens gasten
in dat barse breken van vroege verlokkingen

Aan de andere kant zorgen die vreemde combinaties juist voor een diepe, vervreemdende ervaring, die vaak zo eigen is aan het lezen van poëzie. Elke zes regels duikel je een nieuwe wereld in waarin je vat moet zien te krijgen op de ruimte die bestaat uit woorden die op meerdere manieren een verbinding met elkaar kunnen aangaan onder jouw leiding. Als je nog even wacht met verder lezen, staat er iets anders dan wanneer je verder leest. Misschien zijn het wel mantra’s, waarin je je door de herhaling vanzelf gaat thuis voelen, zonder dat ze gaan vervelen. Soms doen ze denken aan het ‘cadavre exquis’ van surrealisten waarbij de samenstelling van de zinnen louter toeval was.

De gedichten lijken ook regelmatig te verwijzen naar het schrijf- of leesproces zelf. Sommige titels zijn daarin veelzeggend: ‘Niemand verdwaalt graag’, ‘Steelse vertraging’, ‘Stemverheffing zonder opzet’, ‘Vermoeden van verzoening’, ‘Verwachting in zweefvlucht’, ‘Weerkaatsing’, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Wie gevoel voor ironie mist, zal zich in deze bundel niet thuis voelen.

Misschien moet je voor deze bundel een beetje durven dromen, je open durven stellen ‘voor het uur van de grote wolven’, zonder angst om te verdwalen. En als je dat durft, kom je soms terecht op ontroerend mooie, haast mythische plekken:

Zuivering

Misthoorns loeiden halsstarrig statig toen over
een jonge schoot het maanlicht streek. Tomen

ganzen vlogen lager over dan gebruikelijk en
rust ontbond zachte krachten. ’s Anderendaags

hoorde ik bij het noenmaal brave kustbewoners
praten. Ze zegden zachtjes dat er zout in de zee zit.

Dietske Geerlings

Bert Bevers – Bedekte termen. Stabilitas loci, Antwerpen. 400 blz. € 27,25.