Rouw en politiek

wilde dood van Marwin Vos won dit jaar de Grote Poëzieprijs, enigszins verrassend, aangezien een andere genomineerde Waar is het lam? van Mustafa Stitou veel en positief besproken is. De bundel werd na de toekenning van de prijs herdrukt, een druk verdween, en het duurde even voor de bundel hier ter burele verscheen. Het duurde vervolgens ook nog even voor de bundel indaalde bij deze lezer, want de poëzie in deze bundel vereist veel aandacht, moet aandachtig gelezen worden. Wat obligate woorden als: het gaat over rouw en politiek kunnen makkelijk gezegd worden. Suïcide wordt genoemd en ook het werkwoord suïdiceren, dat door dit gebruik opeens bestaat, komt veelvuldig in de bundel voor.

Wat de bundel ook wat ontoegankelijk maakt is dat hele afdelingen bestaan uit teksten die zowel links als rechts uitlijnen. Het is wat zoeken naar de reden daarvoor: een recensent vermoedt altijd een samenspel tussen vorm en inhoud, en principiëler kan je je afvragen of een tekst zonder regelafbreking nog te kwalificeren is als poëzie, maar als daarbovenop de tekst als blok wordt aangeboden, dan lijkt de tekst de mengvorm van poëzie en proza voorbij, en als een lezer daarmee gaat worstelen kan dat afleiden van de inhoud. Aan de andere kant zijn de preoccupaties van een lezer niet de eerste zorgen van een dichter. Een gedicht dan maar:

kolonisten willen het klimaat niet opgeven
de lucht is gevlekt als de huid van een luipaard
we zijn eraan gehecht hoewel het niet van ons was
rozetten zijn kleiner ze zijn allemaal even belangrijk en liggen dicht bij elkaar
bij de mens is dit ook
de kruin van je lieve haar
als hij opstaat zie ik hoe lang zijn benen zijn geworden
de vorm van een maretakblad of éclair
erna ligt ze moe in de mand
een ervan kwam met een wolk aan
waar niets in zit hoe vaak heb je dat nou
een wolk waar niets in zit?
het massale sterven reduceerde rouwrituelen tot een privézaak
als de kolonie instort stort dan de kolonisator ook in?
de hele dag regent het en tussen de buien nevels
hemel en aarde zijn verbonden met elkaar
maar je ziet niet hun gevoelens

In de bundel gaat het vaker over ‘kolonisten’ en ook over ‘kolonisator’. Een verschil is dat een kolonist naar een ander land gaat en dat een kolonisator het land ook inneemt. Wie precies de kolonisten zijn die het klimaat niet op willen geven is niet helemaal duidelijk. Misschien zijn alle mensen in zekere zin kolonist, en wil de meerderheid van de mensen het klimaat redden. Een lucht ‘gevlekt als de huid van een luipaard’ zie ik niet helemaal voor me. Misschien is het donker en zijn er hier en daar wat wolkjes. We zijn ergens aan gehecht, vermoedelijk het klimaat, de lucht, en dat was niet van ons. Blijkbaar is dat nu wel het geval. Misschien doordat we niet meer een kolonist zijn, maar kolonisator zijn geworden: we eigenen ons de lucht toe door die te vernietigen, terwijl we ook hechten aan de lucht. Dit is inderdaad een vreemdsoortige paradox. Rozetten, eerbewijzen, zijn kleiner, maar kleiner dan wat? Dan de lucht? Ze liggen bij elkaar. Dit is raadselachtig. Dan de cursieve regel: liggen mensen ook dicht bij elkaar? Als overgang naar iets wat opeens heel klein en persoonlijk wordt: ‘je lieve haar.’ Verwarring meteen daarna, omdat het gedicht schakelt van een je naar een hij, en even later een ze. Is dit een huiselijk tafereel, een ik zit naast een je, vertederd door een kruin, samen kijken ze naar hun zoon, verwonderd om zijn lengte. Daarna gaat een huisdier in een mand liggen. Wat ‘een ervan’ is, is niet duidelijk. De regenloze wolk zal symbool kunnen staan voor iets, maar wat precies? Waar verwijst het ‘massale sterven’ naar? Corona? Of uit een later gedicht: ‘bijenverdwijnziekte’? Zijn rouwrituelen niet altijd privé? Of wordt hier bedoeld dat er geen begrafenissen meer waren, en afscheid van geliefden daarmee nog persoonlijker werd? Wie of wat is de kolonie, de kolonisator? Hoe moet ‘hemel’ begrepen worden? Op al deze vragen zijn antwoorden te geven, en meerdere lezers zullen meerdere antwoorden kunnen geven die plausibel zijn, en dat is wat een gedicht goed maakt. Toch vermoed ik dat voor veel lezers hier misschien iets té veel vragen opgeroepen worden. Dan een gedicht dat duidelijker en politieker lijkt:

we luisterden en zeiden er is niet te leven met deze last
terwijl anderen onwetend kunnen blijven

van het geweld en de gevolgen
die nodig zijn om jouw levensstijl in stand te houden

er is veel doodspolitiek
maar geen verdriet

ze willen je verminken en doden
maar je mag er niets van zeggen

je mag nauwelijks ademen
en jij maakt het zwaarder

door dit en dit te loochenen
de doodspolitiek is onpersoonlijk

het eind van de jacht is utopisch

De eerste vier regels zijn goed te begrijpen. Er is geweld nodig om een levensstijl in stand te houden, en ‘we’ kunnen niet leven met dat besef. Wat dat geweld precies is, lijkt nog vrij in te vullen: uitstoot van CO-2, bio-industrie of iets vergelijkbaars. De verantwoordelijken bedrijven ‘doodspolitiek’, een begrip dat ik niet ken, maar het is duidelijk dat de politiek verantwoordelijk is voor dood. In strofe 4 is sprake van een omslag. Het lijkt niet meer te gaan om een jij met een luxe levensstijl, maar om een jij die verminkt en gedood gaat worden. Een manier om dit te lezen is dat hier sprake is van twee soorten jij, allereerst menselijke consumenten, en daarna, zeg, wilde zwijnen waarop gejaagd wordt. In strofe 5 is er sprake van een ‘je’ en een ‘jij’. Zou de spreker bedoelen dat dieren gedood worden, er niets over mogen (kunnen) zeggen, nauwelijks mogen ademen, én dat menselijke consumenten, zoals de lezer dit al verschrikkelijke geheel nog erger maakt door het te loochenen? De doodspolitiek is dan ook onpersoonlijk doordat dieren niet als personen worden gezien, er geen contact met dieren is. Daarom zal de jacht eeuwig doorgaan. Misschien past ons meer verdriet, en daarover gaat het volgende gedicht:

omdat de dode niet bestaat of nog maar heel weinig
was dat wijzen ernaar van jou met een teken
voor anderen onbegrijpelijk
het onbegrijpelijke maakt onveilig
het maakte dat we alles deden
om het gevaar af te wenden
het is niet dat rouw steeds hetzelfde zegt
het is telkens iets anders
en ook elk woord ervoor past
het zegt de hele tijd iets anders
zodat je er niet aan kunt komen
dan is het werkelijk
het niet bestaande bestaat overmatig

Hoewel dit gedicht ook abstract is, komt het veel dichter bij de lezer. Voor mensen die rouw kennen is denk ik ‘het is telkens iets anders / en ook elk woord ervoor past’ precies raak. Hoe je je verhoudt tot rouw verandert steeds, en de woorden die er iets over zeggen zullen precies passen. Ook het wijzen naar een dode, met een teken (van genegenheid bijvoorbeeld), is iets natuurlijks. Eigenlijk is dat vreemd als je bedenkt dat ‘de dode niet bestaat’. Welk gevaar er precies afgewend wordt, is niet helemaal duidelijk. Misschien het vervallen in een zo’n diepe staat van rouw dat je er niet meer uit komt. Het concept dat als je er niet aan kunt komen, het werkelijk is, heeft oppervlakkig gezien iets van wensdenken. Aan de andere kant: als niemand je er met de neus op kan drukken dat de dode niet bestaat (hoewel je dat zelf ook weet), ben je veilig voor die gedachte. Je kan dan denken ‘het niet bestaande bestaat overmatig’. Je kan je nog verhouden tot de dode. Dit gedicht is persoonlijk, maar niet te particulier, dus precies goed om erdoor geraakt te worden. In de vorige twee gedichten ging het om óf politiek óf rouw. In meerdere gedichten loopt het persoonlijke en het politieke door elkaar en dat vereist wat meer werk van de lezer, zoals in:

door het gedicht voor te lezen eigenlijk te zingen maakte je me radicaal
empathisch de verbinding duidelijk die bestaat tussen arabische
taalgebruikers en de palestijnse onderdrukking je trok de natuurlijke
bardo van dit leven open en hechtte je meteen als ik je kon bereiken zou
je me vertellen over die vreemde naam voor die zieke colony collapse
disorder
wiens stoornis is het dan die van de bijen of van de kolonisator?
is bijenverdwijnziekte beter? een kolonie stort in bij overtreding van een
kritieke grens maar stort de kolonisator ook in bij verdwijning van de
kolonie? bijen bestuiven handelsgewassen voor bijna niets nu gooien ze
er met de pet naar apia! kan een gedicht verlies bewaren? de gedichten
zijn niet huiselijk

De opmaak moet erbij worden gedacht, rechts moet ook geheel uitlijnen. In dit gedicht worden meerdere rampen bij elkaar gezet. Palestijnse onderdrukking en ‘bijenverdwijnziekte’ zijn de meest expliciete. Zou ‘apia’ de stad Apia op Samoa zijn? Wordt er daar ook iets of iemand onderdrukt? De verhouding tussen onderdrukking van een kolonie door een kolonisator en de ineenstorting van de kolonisator vervolgens is interessant. Dat bijen massaal sterven zal ook het moordende systeem doden, want ‘bijen bestuiven handelsgewassen voor bijna niets’, maar eenmaal dood natuurlijk niet meer. Hoe is dat te vergelijken met onderdrukking van Palestijnen? Gaat de staat Israël daar zelf ook kapot aan? Op net zo’n letterlijke en expliciete manier, of eerder op een morele manier? Is er iets in de Arabische taal dat meteen begrepen wordt door al die taalgebruikers? Overigens, in de bundel staan meerdere gedichten van één regel, in meerdere talen vertaald. Dat lijkt ook weer een soort abstracte manier om verbinding te zoeken. Het gaat wat ver om deze bundel vooral aan te prijzen voor de fijnproever, maar de bundel vraagt evenwel om geduldige lezing en herlezing, om een lezer die wil stoeien met betekenis en die met het volgende kan leven, daar zelfs vreugde in kan ervaren: ‘het zegt de hele tijd iets anders / zodat je er niet aan kunt komen / dan is het werkelijk’.

Erik-Jan Hummel

Marwin Vos – wilde dood. Het balanseer, Aalst. 112 blz. € 24.