Kleine Deugden

In het voorwoord bekent essayist Jan Postma een geheim. Nadat hij Engelse vertaling van De Kleine Deugden las, was hij verliefd op het werk. Toen hij enkele jaren later in een boekenwinkel plotseling het werk weer tegenkwam, kocht hij alle drie exemplaren op. Hij vertelde zichzelf dat hij ze als cadeau kon schenken, maar in feite wilde hij ervoor waken dat ze in verkeerde handen zou vallen. De oplettende boekhandelaar vulde het schap aan; Postma kocht weer de voorraad op; de boekhandelaar vulde die aan; Postma kocht weer enkele boeken op. Dit ging door, maar, zo schrijft hij, ‘uiteindelijk kon ik de gekte van mijn handelen niet langer ontkennen.’

De Kleine Deugden van Natalia Ginzburg (1916 – 1991) heeft een grote schare prominente liefhebbers. Naast Jan Postma, bekennen ook Zadie Smith, Rachel Cusk en Vivian Gornick hun liefde voor de Italiaanse essayiste. Die verering is begrijpelijk. Deze essaybundel leest zowel intens als luchtig. Ginzburg weet je met elke zin voor haar in te palmen.

Zo klinkt de toon van het essay Mijn vak aanvankelijk infantiel en ergerlijk. De staccato opbouw van de zinnen, de Calimero-houding (ik kan niets, ik weet niets) van de auteur, het weinig kleurrijke woordgebruik. Aanvankelijk is het een ergerlijk essay. Aanvankelijk. Al gauw wordt de ergernis liefkozen en de infantiliteit wijsheid. Ginzburg weet de kleine persoonlijke ervaring van het schrijven uit te vergroten tot algemeenheid. Elke schrijver die de ambitie heeft om hetzelfde te realiseren, kan met een gerust hart zeggen dat hij of zij het niet meer hoeft te proberen. Ginzburg heeft het werk al voor hen gedaan.

De lof voor De Kleine Deugden is tegelijkertijd een lofzang voor de vertaling van Jan van der Haar. Het is hem gelukt om de schoonheid van het Italiaans te verwerken naar het toch wat harde Nederlands. Niet de minste prestatie. Dat maakt De Kleine Deugden een tijdloze essaybundel, een bundel die over honderd jaar nog steeds relevant kan zijn. Nog meer is dat deze bundel over honderd jaar nog steeds origineel kan zijn. Het slotakkoord vat de toon en de tijdloosheid van deze bundel het beste samen. In het titelessay ‘De Kleine Deugden’ onderzoekt Ginzburg hoe wij de ‘kleine deugden’ (spaarzaamheid, voorzichtigheid, diplomatie) op het grote podium hebben geplaatst en hoe dit de plek heeft ingenomen van de grote deugden (desinteresse voor geld, moed, naastenliefde en zelfopoffering). Ze betoogt dat we de kleine deugden niet onderdeel moeten maken van de opvoeding van onze kinderen, omdat deze voortkomen uit een bepaalde gemakzucht: ‘de kleine deugden behelzen geen materieel gevaar en geven beschermen tegen de slagen van het lot.’ Daarmee staan ze in de weg voor de ontwikkeling van de grote deugden.

Willem Vernooij

Natalia Ginzburg – De Kleine Deugden. Vertaald door Jan van der Haar. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam. 192 blz. € 21,99.