De taal van het vuur

In de groots opgezette roman Nirwana van Tommy Wieringa wordt vanaf het begin strijd geleverd. De tweeling Hugo en Willem Adema vechten elkaar de tent uit. De situatie is zo onhoudbaar dat Hugo voor lange tijd gestald wordt op het landgoed van zijn grootouders in de duinen bij Wassenaar. Daar ziet hij bij het zwemmen, de kleine tatoeage van zijn grootvader: een O. De tatoeage van iemand van de Waffen-SS, een strijder aan het Oostfront.

Twintig jaar later, het is 2016, is Hugo een bekende kunstenaar en komt het verleden van zijn grootvader opnieuw aan het licht als hij een schrijver tegenkomt die materiaal voor een roman aan het verzamelen is over zijn familie. Die schrijver heet toevallig Tommy Wieringa. Met enige zelfironie introduceert Wieringa zichzelf in de roman, een truc die eerder ook al door Ilja Leonard Pfeijffer werd gehanteerd. Het personage Wieringa heeft, ook toevallig, tijdens zijn studie nog een stuk geschreven over Alcibiades, de knappe en dappere strateeg die in de vijfde eeuw voor Christus gemakkelijk van zijde kon wisselen in een oorlog. Waar Pfeijffer 900 bladzijden nodig heeft in zijn Alkibiades, heeft Wieringa aan twee bladzijden genoeg.

Daar zit een overeenkomst met de grootvader van Hugo, ook Willem geheten. Toen die in de oorlog doorkreeg dat de Duitsers niet gingen winnen, veranderde hij van kant en hielp hij naar eigen zeggen een verzetsgroep. Het verhaal binnen de familie is natuurlijk op het laatste deel van de oorlogsjaren gefocust en na de oorlog weet Willem na een korte strafperiode snel de toegang te vinden tot de machtige laag van het land. ‘Het fascisme zit ons gewoon in het bloed. In mijn familie evolueren we vlotjes van Himmler naar de Zwarte Weduwe naar Baudet,’ zegt Hugo, die ziet dat zijn tweelingbroer als opvolger in het offshorebedrijf van zijn familie eveneens de rechts-radicale lijn kiest.

Nirwana is een politiek boek, zeker als Hugo de oorlogsdagboeken van zijn grootvader te pakken krijgt. Voor een deel is dat verhaal gebaseerd op het leven van Pieter Schelte Heerema, die na eenzelfde foute keuze in de oorlog een van de rijkste mannen van Nederland werd. Toch bedt Wieringa dit gegeven in een groter verhaal over mannen die oorlog voeren, energiebronnen uitputten en de aarde kapotmaken: ‘de taal van het vuur’.

Wat kun je tegenover deze verwoestende krachten zetten? De schilder Hugo is een buitenbeentje in de familie, maar profiteert wel van de rijkdom. Hij kan zonder blikken of blozen een huis in Amsterdam en op Ibiza kopen, al zijn dat wel lege plekken geworden sinds zijn geliefde Loïs verdwenen is. Het verdriet over die relatie verandert van kleur als Loïs een fototentoonstelling over haar leven met hem opent, waaruit blijk dat zij hun gezamenlijke historie als verstikkend heeft ervaren. Hugo denkt: ‘hoe kon zoiets een en hetzelfde verhaal zijn?’

Wieringa, die een blauwe maandag geschiedenis heeft gestudeerd in Groningen, totdat een docent tegen hem zei dat hij beter fictie kon gaan schrijven, weet als geen ander dat geschiedschrijving altijd een interpretatie van de feiten is. Politici, families, individuen kunnen de feiten altijd zo sturen dat ze weer passen in een eigen aanvaardbaar verhaal. De kunstenaar en de schrijver ontmaskert. Hugo gaat terug naar het landgoed van zijn grootouders, zijn grootvader is inmiddels 100, en neemt zijn intrek in de stal waar hij zijn familie vereeuwigt met medeneming van de feiten die zo graag verdoezeld worden.

Tegenover het verhaal van het vuur, de vernietiging, plaatst Wieringa ook het verhaal van mededogen en zorg. Hugo bezoekt een in een tehuis weggemoffelde gehandicapte tante en blijft haar bezoeken ondanks zijn aanvankelijke afkeer. Die zorgzaamheid blijkt ook als hij en het personage Tommy Wieringa een gemeenschappelijke gouvernante hebben gehad, die zij nog net voor haar dood kunnen bezoeken en helpen. Ze woont, alleen en verwaarloosd, in Drenthe: ‘De achterbuurt van het land, hier komen van oudsher de boeven en de uitvallers terecht.’ Toch is zij het geweest die Wieringa de kant van de literatuur heeft laten zien en Hugo voor het eerst in aanraking bracht met kunst. Zij was de moederfiguur in zijn leven, want voor zijn eigen moeder heeft hij weinig goede woorden over: ‘Ze bezat paarden en personeel, ze werd liever gehoorzaamd dan liefgehad.’ Een van de vele, lekker geformuleerde zinnen.

Het radicaal tegengestelde van de taal van het vuur is nyūjō, ‘een staat van diepe concentratie en eenheid van de ziel met al het omringende’. Die staat is te bereiken door meditatie en op het landgoed van zijn grootouders kan die staat door Hugo beter bereikt worden dan in de stad. Het zijn deze twee polen waartussen de personages in de roman – en de werkelijkheid waarnaar de roman verwijst – zich bewegen, al lijkt de taal van het vuur niet te beheersen.

Nirwana is een klassieke roman over een familie met een geheim én een actuele roman over de verwoestende kracht van het kapitalisme. Wieringa verbindt de grote historische thema’s met de strijd van de kunstenaar, de buitenstaander. Bijna 500 bladzijden boeiende literatuur die je niet weg kunt leggen, die ontroert en tot nadenken stemt.

Coen Peppelenbos

Tommy Wieringa – Nirwana. De Bezige Bij, Amsterdam. 484 blz. € 29,99.

Deze recensie verscheen eerder in een iets kortere versie het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant op 20 september.