Op X meldt Jeroen Dera dat Hans Tentije (pseudoniem van Johann Krämer) afgelopen donderdag is overleden. Tentije debuteerde in 1975 met de bundel Alles is er. Kees Fens schreef over deze bundel in de Volkskrant dat Tentije ‘een literaire lefschopper’ was, ‘maar wel een goeie. Hij is de rumoerigste meester van het verval, dat hij kan oproepen door oude afbeeldingen op scherp te zetten.’
In 1979 won Tentije de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs en de Herman Gorterprijs voor de bundel Wat ze zei en andere gedichten. In 2017 kreeg hij de Constantijn Huygens-prijs voor zijn hele oeuvre. De jury schreef toen:

Hij schrijft lange, verhalende gedichten waarvan trefzekere observatie, oog voor detail en rake typeringen van personages en landschappen de belangrijkste kenmerken zijn. Dat levert een bijzonder beeldrijke poëzie op die met uiterste precisie taferelen en panorama’s schildert. Tegelijk slaagt de dichter er op meesterlijke wijze in om in die helderheid een zekere onbestemdheid te creëren waardoor werkelijkheid, droom en verbeelding soms in elkaar overvloeien, wat tot bijzondere inzichten leidt.

Zijn laatste bundel, Waarvandaan, verscheen vorig jaar. Hij schreef maar één prozawerk, De innerlijke bioscoop (1990).

In een interview door Johan Diepstraten en Sjoerd Kuyper voor Bzzlletin heeft Tentije het over de combinatie van leerkracht en dichter zijn:

Dichten is bepaald geen vrijblijvende aangelegenheid voor je.
Alleen wel eens moeilijk te combineren met mijn gewone dagelijkse bezigheden als leraar. Alles dreigt gauw versnipperd te raken als je niet uitkijkt. Er moet hoe dan ook voor continuïteit worden gezorgd, zodat je ’s avonds weer kunt oppakken wat je de avond ervoor hebt losgelaten. Dat vraagt wel enige concentratie. Ja, ik zou best eens een poosje achter elkaar willen schrijven, geen ander soort werk hoeven doen. Maar wie wil dat niet?

Harry ter Balkt zei ons dat hij soms prachtige invallen krijgt, maar dan staat hij net met zijn krijtje te zwaaien.
Die invallen kun je dan beter niet op het bord schrijven. Ik heb me van meet af aan aangewend dat ik op school geen gedachten over het schrijven toelaat, die ban ik uit. Dan ben ik dáár bezig, dàt is op dat moment belangrijk. Als ik schrijf wil ik niet aan school denken. Dat lukt niet altijd. Het is een haast tegennatuurlijke situatie, begrijp je, maar ik probeer het.

Op Tzum staan recensies van Om en nabij, Hoe het komt, Begane grond en Waarvandaan.

(Foto: © Jan Glas)