Oog in oog met je eigen sterfelijkheid

Mijn eerste kennismaking met de Noorse Jon Fosse, Nobelprijswinnaar voor literatuur (2023), was Melancholie II, over de denkbeeldige zus Oline van kunstschilder Lars Hertevig, die bijna het hele boek lang met in de ene hand een stok en in de andere een snoer met een dode vis, in Stavanger, vroeg in de herfst van 1902, een berghelling op sjouwt, terwijl ze heel nodig naar het toilet moet. Ik was verbijsterd en tegelijkertijd enorm gegrepen door dit sobere indringende verhaal, vooral door de bizarre stijl die misschien nog wel het beste valt te vergelijken met modulatie in de muziek, waarbij je op basis van een cadens geleidelijk overgaat in een andere toonsoort. Deze stijl kenmerkt ook zijn nieuwe roman Kvitleik, vertaald als Een schitterend wit, waarin je als lezer oog in oog met je eigen sterfelijkheid komt te staan.

Ik reed weg. Het deed goed. De beweging deed goed. Ik wist niet waar ik heen zou gaan. Ik reed gewoon. Ik was gegrepen door verveling, ik die me anders nooit verveelde was gegrepen door verveling. Niets wat ik kon bedenken om te doen bood enig plezier. En daarom deed ik maar wat. Ik stapte in mijn auto en reed weg en waar ik kon afslaan naar links of naar rechts sloeg ik af naar rechts, en waar ik bij de volgende splitsing kon afslaan naar links of naar rechts, daar sloeg ik af naar links. En zo bleef ik maar doorrijden. Tot slot was ik een heel stuk een bosweg ingereden waar de wielsporen langzamerhand zo diep werden dat ik de auto erin voelde wegzakken. Ik reed gewoon door, tot de auto ten slotte muurvast zat. Ik probeerde achteruit te rijden, maar dat ging niet, dus bleef ik staan.

Je zou misschien verwachten dat een Nobelprijswinnaar voor literatuur in complexe volzinnen schrijft, vooral te begrijpen en waarderen door zeer geoefende literatuurlezers. Het tegendeel geldt voor Fosse. Het is eerder alsof je de gedachten van een stamelaar leest, iemand die nog volop bezig is met denken, maar ook in dat denken hapert, stapjes terugdoet om daarna opnieuw te beginnen, zonder heel veel verder te komen. Je zou je als geoefende lezer bijna kunnen storen aan het gestuntel. Kom op, zou je willen roepen, maar het haalt niets uit. Je komt ook als lezer vast te zitten tussen de letters. Vrijwillig notabene. Je wordt bijna boos op jezelf: waarom zou ik dit lezen! Je doet zoveel stappen terug in wat je gewend bent. En laat daar nu juist Fosses zeggingskracht zich openbaren.

Net als de taal zijn namelijk ook de gedachten verre van ingewikkeld. In deze roman is de situatie bijzonder simpel: een man rijdt met zijn auto een bos in, komt vast te zitten, stapt toch maar uit, om hulp te halen, maar raakt steeds dieper het bos in, althans dat vermoedt hij, omdat hij nauwelijks wat ziet en geen idee meer heeft welke kant hij op moet. In zijn gedachten is hij voortdurend bezig met de situatie zelf: hij krijgt het koud en hij vraagt zich af wat hij nu het beste kan doen, soms ziet hij even de maan en de sterren en dan ziet hij door de vallende sneeuw niets meer. Tot hij plotseling een witte gedaante ziet en zich afvraagt of het een waanvoorstelling is. Vanaf dat moment raak je ook als lezer de grip kwijt: wat ben je nu eigenlijk aan het lezen?

Je wordt gedwongen gas terug te nemen, je kunt het boek wegleggen, maar je wilt toch weten wat er stukje bij beetje gaat gebeuren. Het is alsof je zelf door de sneeuw banjert, geen hand voor ogen ziet en geen idee hebt wat er nog gaat komen. Je raakt verdwaald, gedesoriënteerd. Gaat dit verhaal eigenlijk wel over een man die in een bos loopt? Gaat het niet veeleer over iets heel anders? Als je met je gedachten daar per ongeluk beland bent, dan wordt het lezen bijna een mystieke ervaring. Je belandt in een diepe duisternis waar je jezelf ‘Waar ben je?’ hoort vragen en misschien krijg je wel geen antwoord. De taal keert op haar schreden terug. Het duister sluit om je heen en je bent teruggeworpen op je eigen sterfelijke ‘zijn’.

Het is volkomen terecht dat Fosse deze prachtige prijs heeft ontvangen. Hij heeft een onvoorstelbaar lef om de literatuur zo op z’n kop te zetten en de lezer met zichzelf te confronteren. En goddank zijn er vertalers die dit ‘schitterend wit’ toegankelijk maken voor lezers in andere talen.

Dietske Geerlings

Jon Fosse – Een schitterend wit. Vertaald door Marianne Molenaar. Oevers, Zaandam. 80 blz. € 19,00.