‘We waren kinderen’

Hoe actueel is deze schitterende heruitgave van Recitatief van Toni Morrison, met een voorwoord van Zadie Smith! Overal waar groepen mensen recht tegenover elkaar staan en elkaar verwerpen, zou dit verhaal (voor)gelezen moeten worden, steeds opnieuw, totdat mensen beseffen dat een mens nooit een ‘nobody’ is, maar altijd een mens.

Recitatief is een briljant gedachte-experiment van Morrison, waarin ze twee meisjes, later twee vrouwen, ten tonele voert, de een wit, de ander zwart, zonder dat het voor de lezer duidelijk is wie van beiden wit is, en wie zwart. De twee meisjes, Twyla en Roberta zijn beiden opgenomen in een kindertehuis, St. Bonny’s: Roberta, omdat haar moeder ziek is, Twyla, omdat haar moeder de hele nacht danst. Beiden horen er niet helemaal bij, omdat ‘we geen echte weeskinderen waren met beeldschone dode ouders in de hemel. Wij waren afgedankt.’ De twee hebben op hun jonge leeftijd, net als hun moeders, al diverse vooroordelen tegen elkaar, die ook hardop worden uitgesproken, maar hoe je ook puzzelt als lezer, je komt er niet uit tot welke ‘groep’ de meisjes behoren. En dat zet je gaandeweg het verhaal aan het denken: niet zozeer waarom je er niet uit kunt komen, maar waarom je dat als lezer zo nodig zou moeten weten. Je beseft dat je net als de meisjes en later de vrouwen in hokjes denkt, en hoe treurig dat is.

Dit besef wordt des te dieper ervaren doordat er ook nog een keukenhulp is, Maggie, ‘met benen als twee maansikkels’. Zij is ‘oud en zandkleurig’, zegt Twyla, bij wie het perspectief ligt. Ze kan niet praten en Roberta zegt dat ze daarom ook niet kan gillen. Wel kan ze volgens haar horen. Twyla stelt voor om te gaan roepen en dat doen ze. Ze roepen ‘stommerd’ en ‘krompoot’. Als Twyla en Roberta elkaar later als jonge vrouwen tegenkomen, halen ze herinneringen op. Roberta vertelt dan dat Maggie zwart was, en dat ze haar op de grond hebben geduwd. Twyla raakt daar helemaal van in verwarring. Ze kan zich niet herinneren dat Maggie zwart was en ook niet dat ze haar op de grond hebben geduwd. Ze kan het niet uit haar hoofd zetten. Op dat moment vraag je je af wat het uitmaakt, waarom ze het zo belangrijk vindt om te weten of ze zwart was of niet, en wat dat over Twyla zelf zegt: vindt ze het erg, omdat ze zelf ook zwart is, of juist omdat ze zelf wit is?

Het verhaal neemt af en toe haast mythische vormen aan. Zo lopen beide vrouwen in hun latere leven met een demonstratie mee en staan ze lijnrecht tegenover elkaar. Roberta heeft een bord in haar hand met ‘Moeders hebben ook rechten’ en Twyla een bord met ‘En kinderen ook’. Ze krijgen ruzie met elkaar. Toch beseft Twyla op een bizarre manier hoe zij niet zonder Roberta kan: ‘De eerste dag gedroegen we ons waardig, deden alsof de andere kant niet bestond. De tweede dag werd er gescholden en werden er gebaren gemaakt. Maar daar bleef het bij. Zo nu en dan wisselden mensen van bord, maar dat deed Roberta niet en ik ook niet. Sterker nog, mijn bord sloeg nergens op zonder dat van Roberta.’ Daarna maakt ze steeds een nieuw bord, waarop eigenlijk alleen maar boodschappen voor Roberta staan, zoals ‘Gaat het goed met je moeder’. Er klinkt een diep verlangen in door om Roberta te bereiken en om in het reine te komen met het verleden.

Meer dan de helft van de uitgave bestaat uit het voorwoord van Zadie Smith, ‘Toch een mens vanbinnen’. Het is niet alleen een lofzang op dit schitterende werk van Morrison, maar ook een reflectie op de geschiedenis waarin de vraag of iemand zwart of wit is, steeds een rol heeft gespeeld. Ze vraagt zich af of witte mensen van nu zich ervoor moeten verontschuldigen dat ze wit zijn, als zij zelf persoonlijk geen bijdrage hebben geleverd aan de onderdrukking van zwarten. Ze vraagt zich af of dat überhaupt mogelijk is, vanuit de gedachte dat we allemaal gewoon ‘mensen’ zijn. Morrison laat zien hoe de onderdrukking van zwarten ook prachtige kunst en cultuur heeft voortgebracht, die we alleen maar als rijkdom kunnen zien. Als je als mens terugkijkt naar het verleden kun je oog hebben voor de vreselijke onderdrukking en tegelijkertijd voor die prachtige kunst die daaruit is voortgekomen. Ook deed het werk van Morrison haar beseffen dat ‘het niet per se zwart of wit is om arm te zijn, om onderdrukt te worden, om minder te zijn, om te worden uitgebuit, te worden genegeerd.’ Ofschoon Morrisons Recitatief absoluut op zichzelf staat en geen enkele aanvulling behoeft, is Smiths voorwoord toch een bijzonder inspirerende bijdrage en verrijking van deze uitgave, al was het alleen maar vanwege de dringende oproep (geïnspireerd door Recitatief) om de ander nooit als ‘nobody’ te bestempelen.

Recitatief is een schitterend gedachte-experiment dat eigenlijk op iedere school (voor)gelezen zou moeten worden, wereldwijd. Het laat een diep besef achter dat wij allen mensen zijn, diep van binnen eenzaam, bang en vol verlangen door de ander als mens gezien te worden.

Dietske Geerlings

Toni Morrison – Recitatief; Een verhaal. Met een voorwoord van Zadie Smith. Vertaald door Nicolette Hoekmeijer. De Bezige Bij, Amsterdam. 106 blz. €19,99.