Clichés als opmaat voor lopend onderzoek

Het verleden is een ver land, waarover meer vooroordelen dan oordelen bestaan. Dat moet ongeveer de beweegreden geweest zijn voor een aantal jonge mediëvisten om allerlei clichéopvattingen die er onmiskenbaar over de middeleeuwen bestaan, aan een kritische beschouwing te onderwerpen. Het lijkt een beetje op de aanpak waarmee Karel van het Reve ooit vanachter het pseudoniem Henk Broekhuis menig idée recue ontkrachtte. Een beetje, inderdaad, want behalve in hun opzet lijken de onderbouwde essays in Middeleeuwse medemensen geheel niet op de vrolijk (maar ware) krantencolumns die Van het Reve eind jaren zeventig in Vrij Nederland publiceerde.

Toch schoot de vergelijking mij wel te binnen toen ik de inhoudsopgave van de bundel las. Alle titels beginnen met ‘De middeleeuwen zijn’, waarna er een vastgeroest vooroordeel volgt: ‘autoritair’, ‘gewelddadig’, ‘vies’, ‘vrouwonvriendelijk’, ‘preuts’, ‘goedgelovig’ en nog zo wat andere. De gedachte is duidelijk, de auteurs zullen korte metten maken met dit misleidende beeld. Je zou met deze opzet vermoeden dat de schrijvers zich vooral richten tot een publiek dat niet zo veel van de middeleeuwen weet. Onder kenners doen de genoemde clichés immer geen opgeld; die weten wel beter. Maar de tips om verder te lezen, die aan het eind van ieder hoofdstuk gegeven worden, verwijzen naar internationale wetenschappelijke literatuur en ook het uitgebreide notenapparaat zal niet aan leken besteed zijn. De naar vooroordelen verwijzende hoofdstuktitels lijken dan ook eerder eenvoudige aanleidingen voor de auteurs om in een essay van gemiddeld dertig bladzijden verslag te doen van hun eigen lopende onderzoek. En dat is natuurlijk prima.

In de inleiding kaderen de redacteuren het al te uitgebreide en ook wat schimmige idee ‘middeleeuwen’ zowel in tijd als in plaats in tot een wat handzamer omvang.

Daarom hebben we gekozen voor een periode die voor de meeste mediëvisten die hebben meegeschreven aan dit boek als voor lezers uit België en Nederland het meest nabij is. Het gaat hier om de periode vanaf ongeveer 1200 tot 1500, toen de politieke, economische en culturele contouren van de Lage Landen vorm begonnen te krijgen, niet in de laatste plaats door het ontstaan van de meeste steden en instituten die we vandaag nog kennen, zoals de universiteiten, rechtbanken en centrale bestuursorganen.
[…]
Ook geografisch werden we gedwongen keuzes te maken. De meeste hoofdstukken richten zich vooral op de Lage Landen, waarmee we de huidige Benelux en delen van Noord-Frankrijk bedoelen. Al moet daar meteen bij gezegd worden dat deze regio niet noodzakelijk een coherent geheel vormde tijdens de middeleeuwen.

De tien hoofdstukken die dan volgen zijn gedegen, weloverwogen producten van uitgebreid literatuuronderzoek. Het is onder mediëvisten genoegzaam bekend dat middeleeuwers een wat andere verhouding tot het concept ‘waarheid’ hadden. Tot aan het begin van de 21ste eeuw gold bij ons het principe dat wat ‘waar’ was, overeen moest komen met verifieerbare feiten en observaties. De middeleeuwer vond iets waar als de achterliggende (liefst verheven of Bijbelse) boodschap waar was. Van het bekende verhaal over Karel de Grote en zijn trouwe vazal Elegast schreef Jan van Boendale in Der Leken Spieghel aan het begin van de veertiende eeuw al dat het inhoudelijk larie was. ‘Men leest dat Kaerle voer stelen: / Ic segt u, al zonder helen, / Dat Kaerl noit en stal.’ Toch was het verhaal niet onwaar, omdat er nou eenmaal uit bleek dat trouw aan de vorst en vooral aan God altijd beloond zullen worden. We zien het ook in het destijds internationaal gekende werk dat wij Beatrijs noemen. Dat verhaal heeft te veel overeenkomsten met de Nieuwtestamentische gelijkenis van de Verloren Zoon om te negeren. Het is een bedacht verhaal met als kernwaarheid de onveranderlijk goedheid van, in dit geval, Maria.

In het hoofdstuk ‘De middeleeuwen zijn preuts’, waarin meer dan in de andere hoofdstukken ook literaire werken besproken worden, zien we die bijzondere link met de waarheid ook terug. Na een bespreking van allerlei kerkelijke en medische decreten en adviezen (die inderdaad preutsheid zouden suggereren), blijkt verderop in het essay dat dichters er een aanzienlijk lossere moraal op na hielden. Maar dat is vaak toch buiten de achterliggende betekenis van hun teksten gerekend. Boerden, kluchten en andere vertellingen over seks, overspel, bestialiteit, maar ook poep en pies, boden op kermissen veel vermaak. Maar ze waarschuwden ook. Zo moest je immers niet willen zijn. De pastoor en de schepenbank hadden het je ook kunnen vertellen, alleen niet zo grappig en niet zo overtuigend.

Als Middeleeuwse medemensen iets laat zien, dan is het dat de mediëvistiek nog springlevend is. Jonge historici en letterkundigen (die ik in de bundel node miste) houden als, inmiddels, achterachterkleinkinderen van Johan Huizinga het onderzoek naar deze boeiende periode in de geschiedenis levend. Misschien met een wat minder joyeuze vertelstijl, maar zeker met kennis van aanvaarde moderne onderzoeksmethoden en kwaliteit bevorderende peer reviews. Juist daarom kunnen de samenstellers aan het eind van hun epiloog de middeleeuwse medemens aanzienlijk volwassener tekenen dan Huizinga deed aan het begin van zijn Herfsttij der Middeleeuwen:

Toen de wereld vijf eeuwen jonger was, hadden alle levensgevallen veel scherper uiterlijke vormen dan nu. Tussen leed en vreugde, tussen rampen en geluk scheen de afstand groter dan voor ons; al wat men beleefde had nog die graad van onmiddellijkheid en absoluutheid, die de vreugde en het leed nu nog hebben in de kindergeest.

Roelens en Van Kleij lijken Huizinga wel van repliek te dienen in hun nawoord:

Het zijn geen dolende mensen die eeuwenlang per ongeluk de kennis van de oudheid in de weg zaten, in de prullenbak gooiden, en zelf niets konden bedenken. Van stilstand was geen sprake; de middeleeuwse medemens zette de wereld op een geheel eigen manier naar de hand. Zo heeft deze zo veel bijgedragen aan de manieren waarop wij nog steeds onze samenleving inrichten, of helpt deze ons daarop te reflecteren.

Jan de Jong

Jonas Roelens & Nathan van Kleij (red.) – Middeleeuwse medemensen (geïllustreerd). Ertsberg, z.p. 338 blz. € 29,50.