Tussen scherven een vertrouwde gedaante

De eerste paar zinnen van Dagen van glas, de nieuwe roman van Eva Meijer, kwamen me vertrouwd voor, een déjà vu. De vrouw, die over de oude wenteltrap naar boven loopt en in het raam de weerspiegeling ziet van een kleine vrouwenfiguur, had ik eerder ontmoet, zo dacht ik. Dat bleek te kloppen. Niet alleen de eerste paar zinnen, maar zelfs het hele eerste deel – toch zo’n veertig bladzijden – van deze roman is eerder gepubliceerd als novelle, Haar vertrouwde gedaante. Dat roept misschien een lichte teleurstelling op voor wie zich verheugt op een geheel nieuw boek. Voor mij was de novelle echter een prettige herinnering. Deze had in elk geval zo’n indruk gemaakt, dat ik haar – in deze nieuwe gedaante – aan de eerste paar zinnen al herkende. Dat roept ook nieuwsgierigheid op: hoe past deze novelle in een roman? De nieuwsgierigheid wordt aangewakkerd door de wetenschap dat de hoofdpersoon uit de novelle over Derrida schrijft, grondlegger van het deconstructivisme. Hoe kan deze novelle dan überhaupt deel zijn van een groter geheel?

De hoofdpersoon uit de novelle krijgt in deze roman pas in het derde deel een naam: Emel. In het eerste deel ligt het perspectief bij haar. Door het obsessieve kijken in de spiegel raakt ze niet alleen zichzelf kwijt, maar ook haar echtgenoot Johannes en dochtertje Doris, die steeds minder aandacht krijgen. Het tweede deel speelt zich zes jaar later af. Doris doet net of ze met haar vriendje naar het huisje van haar moeder in het Belgische bos gaat, maar ze gaat stiekem alleen. Ook zij raakt zichzelf daar een beetje kwijt. Het derde deel speelt zich meer dan vijfentwintig jaar eerder af. Het perspectief ligt dan bij Johannes, die op twee vrouwen tegelijk verliefd is: de wat ingewikkelde Emel, en de minder gecompliceerde Sonja. Hij kiest uiteindelijk voor Emel. Ondertussen verliest hij zich in een briefwisseling tussen twee vrouwen van bijna een eeuw geleden, die los van alle conventies verlangen naar een andere manier van leven en liefde. Dan zijn nog de memoires en een kortverhaal van een van beide schrijfsters opgenomen, en een verslag van een performance van Doris. De roman sluit af met een sprong in de tijd van ongeveer dertig jaar, waarin Emel bejaard is en totaal ontheemd en verward overkomt.

Bij deze roman kun je niet om het deconstructivisme van Derrida heen. In plaats van dat de roman een kern heeft, die het werk bij elkaar houdt, lijkt alles zich juist aan die kern te onttrekken. Om het wat oneerbiedig te zeggen: het werk hangt als los zand aan elkaar, maar dan toch niet per se in negatieve zin. Niets komt tot een afronding, er kunnen geen eindjes aan elkaar geknoopt worden. Wie eenheid zoekt, zal het werk wellicht als onbevredigend ervaren. Aan de andere kant is juist dat zoeken en niet vinden, het uit elkaar vallen, misschien wel de essentie van de roman. De zingeving zit dan niet in het grote geheel, maar in de delen die om elkaar heen draaien, maar elkaar nooit helemaal raken, net als de personages. Het voelt schrijnend, maar is daarin ook heel mooi. Doris noemt het:

Herinneringen:
Herhaalgedachten
Knopen
Ramen naar vroeger
Verdwijnbeelden
Voetafdrukken die je steeds opnieuw (net anders)
op de aarde neerlegt
Oude honden die de meeste tijd slapen
Lusjes aan de tijd

Er zijn patronen die zich herhalen in de verschillende tijdlagen, maar steeds net iets anders. Je kijkt door het glas heen, maar het glas spiegelt ook. Kijk je naar jezelf of juist naar de ander? Het is duidelijk dat Meijer behalve schrijver ook filosoof is. Ze zet je aan het denken met talloze mooie bespiegelingen.

Niet alle delen zijn even sterk. Het al eerder gepubliceerde Haar vertrouwde gedaante intrigeert, vanwege de mysterieuze spiegel en het langzaam uiteenvallen van het kleine gezin. Ook het tweede deel vanuit Doris is krachtig. Het perspectief vanuit de puber is overtuigend. Waar Johannes echter de brieven van de twee schrijfsters redigeert, komt het allemaal wat gekunsteld over, als een wetenschappelijke uitgave met bijbehorende voetnoten. Hetzelfde geldt voor het verslag van Doris’ performance, dat misschien zo nu en dan voor poëzie moet doorgaan, maar dan wel van een wat bedenkelijk niveau is. Deze experimenten doen wat af aan het geheel.

Als je de balans opmaakt, vraag je je wel een beetje af of het niet juist Haar vertrouwde gedaante is die het geheel overeind houdt, en de rest daar niet per se heel veel aan toevoegt of er misschien juist wel aan afdoet. Toch is er heus nog een hoop moois te vinden in de andere delen. Waar dagen van glas zijn, weet je dat er het een en ander zal breken, maar tegelijkertijd valt er veel te spiegelen en zijn er mooie doorkijkjes en schatten tussen de scherven te vinden.

Dietske Geerlings

Eva Meijer – Dagen van glas. Cossee, Amsterdam. 192 blz. € 22,99.