Een interpretatie van een mensenleven

Er is de afgelopen jaren veel minder aandacht voor de Latijns-Amerikaanse literatuur. Niet verwonderlijk, want de Latijns-Amerikaanse ‘boom’ is nu wel echt voorbij: Gabriel García Márquez overleed in 2014, Mario Vargas Llosa is al vele jaren over zijn hoogtepunt heen en schrijft alleen nog middelmatige romans, als we ons uiterste best doen om het zo mild mogelijk te formuleren. Enter de Colombiaan Juan Gabriel Vásquez (Bogota, 1973), misschien wel met de Guatemalteek Eduardo Halfon een van de beste auteurs van zijn generatie. Een schrijver die vaak terugkeert naar dezelfde onderwerpen, maar er toch telkens weer in slaagt om zichzelf heruit te vinden.

De terugblik, zijn jongste worp, bevindt zich ergens op het grensgebied tussen fictie en non-fictie. Het boek is tot stand gekomen na urenlange gesprekken met de Colombiaanse filmregisseur Sergio Cabrera (Medellín, 1950), die op zijn zachtst gezegd een veelbewogen leven achter de rug heeft. Als zoon van de overtuigde communist Fausto Cabrera, een Spaanse republikein die voor Franco moest vluchten, emigreerde Cabrera in 1960, op zijn tiende dus, van Colombia naar China. Hij maakte daar Mao’s culturele revolutie mee en werd er zelfs lid van de gevreesde Rode Garde: een beweging van scholieren en studenten die de harde lijn van het maoïsme verdedigden en er niet voor terugschrokken om ‘antirevolutionaire’ leraren aan te geven en te mishandelen. Het zijn jaren waarin een totale ideologische verblinding en een personencultus rond de grote roerganger Mao er hem van weerhouden om bijvoorbeeld de hongersnood op het Chinese platteland te zien:

Om acht uur kwamen ze terug voor het ontbijt (‘we vochten om wie de noedels mocht koken of de bloemkool mocht snijden, maar omdat we niet allemaal alles konden doen, veegden we het erf en schreven we om beurten citaten van Mao op het bord’), om twaalf uur was het middageten en om één uur waren ze weer terug op het land, waar ze revolutionaire liederen zongen, andere arbeiders uit de volkscommune ontmoetten, het rode boekje bestudeerden tijdens de pauzes van het uitputtende werk.

Wanneer Cabrera op zijn negentiende terugkeert naar Colombia brandt het revolutionaire vuur nog steeds in hem en sluit hij zich aan bij de communistische guerrilla, die zich schuilhoudt in de jungle en afgelegen bergstreken om daar strijd te leveren met regeringstroepen. Het is daar dat zijn onverzettelijke vertrouwen in de communistische revolutie begint af te brokkelen en uiteindelijk tot een ‘geloofscrisis’ leidt. De confrontatie met sadistische fanatiekelingen die er niet voor terugschrikken om in naam van de revolutie weerloze dorpelingen af te slachten, of met hypocriete leiders die vooral met hun eigenbelang bezig zijn, is een wake-upcall.

Vásquez maakt hier vooral inzichtelijk dat ook een politieke overtuiging als het communisme een soort ‘geloof’ is, met dogma’s, geloofscrisissen enzovoort, en dat zelfs de fanatiekste, meest geradicaliseerde hardliner er de brui aan kan geven als hij tot het inzicht komt dat zijn geloofsgenoten tot de gruwelijkste misdaden in staat zijn:

Eerst met ongeloof, daarna met afgrijzen, zag Raúl een van zijn kameraden op een nog bewegend lichaam afstappen en het met twee houwen van zijn machete afmaken. Vervolgens draaide hij zich om naar de vrouw, die hysterisch krijsend te midden van de fusillade ineengedoken zat, en zei tegen haar: ‘Vertel het maar door, dat zal ze leren.’

In zijn nawoord noemt Vásquez zijn boek een ‘interpretatie van een mensenleven’:

De terugblik is een fictief werk, maar er komen geen verzonnen episodes in voor. Dit is geen paradox, dat is het althans niet altijd geweest.

Wat hij bedoelt, is dat de historische feiten kloppen, maar dat bepaalde passages (dialogen, gedachten van personages, innerlijke monologen enzovoort) op een geloofwaardige manier verzonnen zijn, voor zover dat woord op zijn plaats is. Het is een werkwijze die ook werd gehanteerd door Ilja Leonard Pfeijffer in zijn roman over de oude Griek Alkibiades, of door Antonio Scurati in zijn Mussolini-trilogie. In feite komt het erop neer dat er meerdere manieren zijn om de werkelijkheid te proberen beschrijven en begrijpen, en dat een strikt ‘objectieve’, wetenschappelijk-historische aanpak kan bestaan naast een literaire benadering, die net zo geschikt kan zijn om de waarheid – een beladen, problematische term – te vinden.

Het enige wat ik een beetje jammer vind, is dat Vásquez in dit boek zijn stijl wat naar de achtergrond heeft verbannen, misschien omdat de uitgebreide verhaallijn op de eerste plaats moest komen. De terugblik kan zeker een geslaagde roman worden genoemd, maar om die reden vind ik dat Vásquez’ schrijverschap bijvoorbeeld in zijn verhalenbundel De geliefden van Allerheiligen nog grotere hoogten bereikte.

Daan Pieters

Juan Gabriel Vásquez – De terugblik. Uit het Spaans vertaald door Brigitte Coopmans. Signatuur, Amsterdam. 546 blz. € 39,99.