Waar wetenschap en literatuur elkaar ontmoeten

Met leeservaring gaat helaas soms ook leesmoeheid gepaard: het gevoel dat je het allemaal wel al eens eerder gezien hebt en dat je nauwelijks nog verrast kunt worden door een boek. De perfecte remedie tegen die aandoening is een hoogst origineel boek lezen, iets wat met niets anders vergelijkbaar is. Ik had daar zelf dringend eens behoefte aan en vond mijn gading bij de in Nederland geboren en tegenwoordig in het Engels schrijvende Chileen Benjamín Labatut (1980, Rotterdam).

De eerlijkheid gebiedt mij om toe te geven dat ik Het blinde licht, het eerste boek van Labatut dat in het Nederlands verscheen – en uit het Spaans werd vertaald door Peter Valkenet, want Labatut schakelde nog niet zo lang geleden over op het Engels – volledig over het hoofd heb gezien. Veel aandacht heeft dat boek destijds kennelijk niet gekregen, maar mijn aandacht werd wel gewekt toen De MANIAC hier en daar in eindejaarslijstjes opdook.

De originaliteit van Labatut ligt in de eerste plaats aan de thematiek. Hij laat zich inspireren door de exacte wetenschappen, bij uitstek een onderwerp dat in de letteren doorgaans wordt gemeden als de pest. Ten onrechte, zo blijkt, want Labatut slaagt erin om op hoogst enthousiasmerende wijze te schrijven over wiskunde, natuurkunde en computerwetenschappen.

Er passeren allerlei grote wetenschappers de revue in De MANIAC (Ehrenfest, Einstein en tutti quanti), maar de centrale figuur in dit boek is toch het enigma Johnny (of Jansci) von Neumann (1903-1957), een van de grootste wiskundigen van de twintigste eeuw en een zo groot genie dat zelfs een man als Eugene Wigner, Nobelprijswinnaar en fysicus, zijn meerdere in hem erkende: ‘Je hebt twee soorten mensen op deze wereld, Jancsi von Neumann, en de rest.’

Hoe benader je zo’n raadselachtige kerel als Von Neumann? Labatut bedacht daarvoor een slimme oplossing: hij laat beurtelings allerlei personages aan het woord die Von Neumann hebben gekend – zijn moeder en andere geliefden, leraren, leraren, collega’s enzovoort – en meerdere facetten van zijn persoonlijkheid belichten. Dat levert een caleidoscopisch effect op: het mysterie Von Neumann wordt niet helemaal opgehelderd, want dat zou een onmogelijke opgave zijn, maar er wordt wel telkens een ander tipje van de sluier opgelicht.

Gaandeweg wordt ook duidelijk bij hoeveel baanbrekende ontdekkingen Von Neumann betrokken was, en hoe groot zijn invloed op de geschiedenis en ons gewone, alledaagse leven was. Want nadat hij wegens zijn Joodse afkomst moest vluchten uit Europa, kwam hij in de Verenigde Staten van Amerika terecht, waar hij niet alleen mee aan de wieg van de atoombom stond, maar ook een van de eerste wetenschappers was die een machine begonnen te ontwikkelen die de wereld ingrijpend zou veranderen: de computer.
Daarmee is niet gezegd dat Von Neumann, wiens privéleven overigens een complete puinhoop was, een geheel onbesproken figuur kan worden genoemd, want in tegenstelling tot andere wetenschappers die al snel spijt kregen dat ze hadden meegewerkt aan de ontwikkeling van de atoombom en overtuigde pacifisten werden, was Von Neumann eigenlijk onverschillig voor de ethische kant van de zaak en zelfs voorstander van een preventieve nucleaire aanval op de Sovjet-Unie:

Dat bovenmenselijke vermogen om de kern van dingen te zien, of – vanuit het tegenovergestelde gezichtspunt bekeken – die typerende kortzichtigheid, waardoor hij in niets ánders dan in termen van grondbeginselen kon denken, was niet alleen de sleutel tot zijn specifieke genialiteit, maar ook de verklaring voor zijn bijna kinderlijke morele blindheid.

De hele roman speelt zich dus af op het raakvlak van de exacte wetenschappen, en is bijzonder intelligent opgebouwd en gecondenseerd. Het is bovendien een razend spannende thriller, een echte pageturner waarin wetenschappers elkaar bij wijze van spreken naar het leven staan met nieuwe, baanbrekende theorieën waarmee ze die van hun rivalen naar de prullenmand verwijzen. Dat doet misschien denken aan de film Oppenheimer, maar terwijl die toch wat aan de langdradige kant was, verveelt De MANIAC geen moment en vallen er op vrijwel elke bladzijde zinnen te rapen waarin wetenschap poëzie wordt:

Sommigen waren zelfs aan het bidden toen ze opkeken naar die onheilspellende paddenstoelenwolk die boven ons hing, terwijl alle radioactiviteit er paarsig en onwerkelijk in opgloeide, steeds hoger en hoger opsteeg in de stratosfeer, terwijl het angstaanjagende gedonder van de knal maar bleef echoën, telkens opnieuw, langs de bergen afketste, als een bel die luidde voor het einde van de wereld.

De MANIAC uit de titel is overigens een afkorting: het gaat om de Mathematical Analyzer, Numerical Integrator and Automatic Computer, een machine die begin jaren 1950 werd gebouwd dankzij het baanbrekende werk van Von Neumann en een van de eerste computers uit de geschiedenis. En al heel snel nadat de eerste computers werden gebouwd, begon trouwens de zoektocht naar ‘niet-menselijke intelligentie’. Wat we tegenwoordig artificiële intelligentie (AI) noemen, dateert dus niet van gisteren.

Zo komen we bij het laatste, misschien wel spannendste deel van de roman, over de verpletterende nederlaag die door het computerprogramma AlphaGo werd toegebracht aan de Zuid-Koreaanse Go-grootmeester Lee Sedol – een mijlpaal in de ontwikkeling van artificiële intelligentie:

Met één enkel steentje creëerde AlphaGo verscheidene gecompliceerde stellingen, en zette daarmee gevechten over het hele bord in gang. Het was precies het soort genadeloos agressieve zet waar Lee Sedol beroemd om was geworden, en de Bigeomundo-jongen kon zijn ogen nauwelijks geloven. Zijn mond viel open en bleef dat twintig tekenfilmachtige seconden lang, waarin hij kaarsrecht overeind bleef zitten, zijn armen bungelend langs zijn lichaam alsof hij alle controle over zijn spieren was kwijtgeraakt.

De MANIAC is een roman waarin alle puzzelstukjes op een geniale manier in elkaar vallen en je de verbanden van een groter geheel ziet die je nooit eerder waren opgevallen. Kortom, een roman die je blik op de wereld verandert, en dat is toch het grootste compliment wat een boek kan krijgen.

Daan Pieters

Benjamín Labatut– De MANIAC. Uit het Engels vertaald door Dirk-Jan Arensman. Meridiaan uitgevers, Amsterdam. 386 blz. € 26,50.