‘Ik weet dat ze het koud heeft’

Wat is er met kou dat deze een diep gevoel van solidariteit op kan roepen? Alle drie de Winterverhalen van de Noorse Ingvild H. Rishøi spelen zich af in de kou. In elk verhaal lopen personages rond die door omstandigheden enigszins aan de rand van de samenleving zijn beland en het is alsof juist de schrijnende kou die niet alleen optrekt uit de sneeuw waarin de personages zich bevinden, maar ook uit hun ellendige toestand, een diep mededogen bij de lezer oproept.

Het eerste verhaal, ‘We kunnen niet iedereen helpen’, gaat over een moeder met haar dochtertje van vijf, die op weg zijn naar huis. Het meisje heeft in haar broek geplast en krijgt het koud. De moeder overweegt om de bus te pakken, maar op de eerste bladzijde is al duidelijk dat ze nauwelijks geld te besteden heeft. De moeder overweegt om zwart te rijden, maar ze wil ook het goede voorbeeld geven. Tot overmaat van ramp lopen ze langs een dakloze die om geld bedelt. Als ze voorbij zijn, zegt het dochtertje tegen haar moeder dat ze de man geld moeten geven, omdat hij maar één hand heeft. De moeder kan niet weigeren, maar geeft per ongeluk een groter muntstuk dan ze van plan was en heeft daardoor niet meer genoeg geld voor de bus: ‘Nu zegt ze niets, maar ze begint wijdbeens te lopen en ik weet dat ze het koud heeft.’

In het tweede verhaal, ‘De goede Thomas’ wil de vader een kussen kopen voor zijn zoontje dat komt logeren. Hij is nog niet zo lang uit de gevangenis en wil het graag allemaal goed doen. In de winkel krijgt hij echter al vrij snel een paniekaanval door alle vragen van een van de medewerkers, waarop hij geen antwoord weet. Het is duidelijk dat hij door zijn tijd in de gevangenis veel is kwijtgeraakt. Stukje bij beetje kom je erachter dat alles in zijn leven steeds mislukt: ‘Mijn schoenen glijden in de sneeuw en de klok boven het kruispunt licht rood op, het is te laat, ik had nu thuis moeten zijn.’

In het laatste verhaal ‘Grote zus’ vlucht een meisje met haar jongere halfbroertje en -zusje uit huis om te ontkomen aan uithuisplaatsing door de instanties. Ze is bang dat ze zo haar broertje en zusje zal kwijtraken en daarom neemt ze de twee mee in haar vlucht. Ze zijn op weg naar een vakantiehuisje van een vriendin, maar de sneeuw vormt letterlijk een onoverkomelijke barrière om de veiligheid van dat huisje te bereiken.

De winterverhalen zijn alle drie te zien als moderne sprookjes waarin alles mis dreigt te lopen, maar uiteindelijk toch ten goede keert, omdat er steeds iemand in de verhalen opstaat om het verschil te maken voor deze aandoenlijke figuren. De verhalen zijn spannend en tegelijkertijd meeslepend door de treurige, maar helaas ook herkenbare situaties waarin de personages zich bevinden. In klassieke sprookjes is meestal duidelijk goed van kwaad te onderscheiden. In Rishøis verhalen ligt dat allemaal wat subtieler. De personages willen het allemaal wel goed doen, maar door omstandigheden zijn ze daar niet toe in staat. Je voelt een diep mededogen met deze arme figuren die vast dreigen te lopen in de letterlijke en figuurlijke kou, en je hoopt dat het tij voor hen keert. Helemaal goed bestaat niet, helemaal kwaad net zo min. De personages zijn mensen van vlees en bloed: ‘Ik kijk naar haar. Daar is ze. Een meisje met vingerafdrukken, wervels in haar nek en oorsmeer, dat had ze allemaal toen ze geboren werd, ik was nog zo jong en ik staarde naar haar.’

Rishøi is meester in de combinatie van innerlijke monologen en treffende dialogen. Zo geraak je door de monologen midden in het hoofd van respectievelijk een moeder, een vader en een grote zus, waardoor je van binnenuit ervaart waarom ze vastlopen. De moeder is bijvoorbeeld behoorlijk dwangmatig en raakt verstrikt in gedachtepatronen, waar haar dochtertje ook last van heeft: ‘Zo is ze soms. Geobsedeerd door wat ik heb gezegd. Ze is echt gek. Dat denk ik, en die gedachte heb ik eerder gehad, en daar krijg ik het vanbinnen koud van. Hoe heb ik een gek kind kunnen maken? En kan ik haar nog repareren?’ Door de dialogen krijg je een breder perspectief. Je ziet meer van een afstand wat er misgaat in hun omgeving.

Winterverhalen is een hartverwarmende, ontroerende bundel verhalen die stuk voor stuk niet alleen solidariteit oproepen met onze gemankeerde medemens, maar ons tegelijkertijd een spiegel voorhouden: we proberen met onze gebreken wat van ons leven te maken, maar daarin zijn we niet alleen, en om het een beetje warmer te krijgen, hebben we toch echt elkaar nodig.

Dietske Geerlings

Ingvild H. Rishøi – Winterverhalen. Vertaald door Liesbeth Huijer. Koppernik, Amsterdam. 176 blz. € 24,99.