Deze recensie over De weg naar Sacramento verscheen voor het eerst in 1977.

Een kaart vol witte plekken

Toen Gerrit Krol in 1967 als eerste een roman (Het gemillimeterde hoofd) lanceerde, waarvan wiskundige formules en figuren een wezenlijk bestanddeel uitmaakten, reageerde het literaire wereldje eigenlijk helemaal niet zo geschokt als we redelijkerwijs hadden mogen verwachten. Nee, men was zeer tolerant, in de zestiger jaren waren heilige huisjes er tenslotte om ingetrapt te worden en een computerdeskundige (Krols beroep) als romanschrijver, dat was toch eigenlijk te gek en algebra in een leesboek helemaal ’t einde. Sindsdien heeft Krol een stroom van romans het licht doen zien die weliswaar steeds minder mathematiek bevatten, maar nog wel duidelijk herkenbare ‘Krols’ bleven, gezien de relatieve onbelangrijkheid van het realistische verhaaltje dat erin verteld werd.

Dat verhaaltje behelsde vaak een min of meer autobiografisch verslag van de belevenissen van de auteur in Groningen, Zuid-Amerika, Afrika of waar dan ook (Krol heeft onder andere als functionaris bij de Koninklijke Shell veel gereisd).

Maar het is Krol nooit te doen om enkel die beschrijving van zijn eigen leven, hij wil ‘daaraan een aantal regels onttrekken die aangeven hoe elke andere zichtbare wereld eruit zou zien’, zoals hij het zelf formuleert in zijn voorlaatste roman In dienst van de Koninklijke. En in zijn nieuwe roman De weg naar Sacramento heet het in verband met ‘Praten of je van mekaar houdt’;

Het is als met dansen. Ofschoon een dans een ingewikkeld verschijnsel is, winnen we er niets mee als we ook de beschrijving ervan van nog ingewikkeld maken. Wat we nodig hebben is de beschrijving van een figuur. En die beschrijving moet zo eenvoudig mogelijk zijn.

Dit heeft voor de vorm van zijn romans tot gevolg dat korte fragmenten van traditioneel-realistische beschrijving afgewisseld worden met vaak al even korte ‘filosofische aantekeningen’. Ook in De weg naar Sacramento is dit weer het geval. Op het vertelniveau is deze roman ‘het verhaal van de moord op een vrouw – of de moord op een aantal vrouwen dat is hetzelfde – en en de straf die zich daarop voltrekt.’

In het eerste hoofdstuk is er sprake van een huwelijk van de ik-figuur met een meisje: Ria. Al spoedig blijkt echter al dat een en ander niet goed kan aflopen. Zo wordt al gauw het motief van de moord op een vrouw geïntroduceerd als Krol notabene nog druk doende is beschrijvingen te geven van de idyllische wittebroodsweken. Hij maakt melding van een krantenbericht over de moord op Angela K. die gewurgd werd met een snaar van haar eigen gitaar en knoopt daar ogenblikkelijk enige beschouwingen aan vast over misdaad en straf, schuld en boete.

Na de breuk met Ria volgen we de ik-figuur op zijn reis door verschillende landen (het decor is goeddeels hetzelfde als dat uit zijn vorige romans) en lezen we over diens contacten met een reeks van vrouwen, zijn ervaringen in wisselende werkkringen. Uiteindelijk leidt zijn weg naar Sacramento waar hij Sheila vermoordt, een meisje dat hij in Afrika heeft leren kennen en met wie hij enige tijd een verhouding heeft gehad.

Meer dan in Krols vorige werk blijft de gang van zaken schimmig, al moet je bij Krol je weg altijd al vinden op een kaart vol witte plekken. Het waarom van de moord, het hoe van de verhouding van de ik-figuur tot zijn vrouwen, dat alles blijft een moeilijk uit te maken zaak. En wat erger is: de verklarende waarde van de filosofische aantekeningen blijft naar mijn oordeel zeer gering, wat veroorzaakt zou kunnen worden door het feit dat Krol deze keer associatiever dan ooit te werk is gegaan. Daarmee schiet hij voorbij aan wat hij zichzelf ten doel gesteld heeft: niet de verwardheid van de toevallige gebeurtenissen, maar de heldere figuren beschrijven die eraan ten grondslag liggen.

Everhard Huizing

Gerrit Krol – De weg naar Sacramento. Querido, Amsterdam.

Deze recensie verscheen eerder in het het Nieuwsblad van het Noorden op 16 december 1977.