Hommage of nabootsing?

Na zijn bestsellers Bloedverwanten, Huis aan het einde van de wereld, De uren, Stralende dagen, en Bij het vallen van de avond is nu ook Dag van Michael Cunningham verschenen. Ik koos voor de Engelse editie, eigenlijk vooral vanwege de prachtige wolkenpartij op het omslag die me deed denken aan de goudgele wolken boven een geel strand van het omslag van To the lighthouse van Virginia Woolf, in de beeldschone uitgave van Macmillan Collector’s Library. Dag gaat over drie keer één (moment van de) dag, namelijk de ochtend van 5 april 2019, de middag van 5 april 2020 en de avond van 5 april 2021. Op een subtiele manier raakt Cunningham de onverbiddelijkheid van de tijd in al haar verschijningsvormen, en net als bij The hours treedt hij ook hiermee in de voetsporen van Virginia Woolf, maar dan met een hommage aan haar – inderdaad! – To the lighthouse.

Woolf schrijft in A room of one’s own dat vrouwelijke auteurs wezenlijk anders schrijven dan mannelijke, en dat dat vooral te maken heeft met de omgeving waar zij zich doorgaans ophouden. In Woolfs tijd was dat voor vrouwen de beslotenheid van het huis, terwijl mannen veel meer daarbuiten beleefden. Mannelijke auteurs zouden daardoor meer op grote gebeurtenissen en ontwikkelingen gericht zijn en vrouwen op de subtielere verschuivingen van stemmingen en blikken tussen personages binnenshuis. Inmiddels zijn we een hele eeuw aan emancipatie verder, maar toch was dat het eerste wat me na een paar bladzijden van Dag opviel: dat Cunningham feilloos de subtiele verschuivingen in relaties en gevoelens beschrijft en nauwelijks gebeurtenissen nodig heeft om zijn prachtige verhaal te vullen.

Net als To the lighthouse bestaat Dag uit drie delen, gekoppeld aan drie dagen, verspreid over drie jaar. De drie momenten spelen zich ook hier hoofdzakelijk af rond een familie: Isabel en Dan, hun twee kinderen Nathan en Violet en Isabels jongere broer Robbie.

In het eerste deel ben je vooral getuige van de spanning in de relaties tussen Dan, Isabel en Robbie, omdat zowel Isabel als Dan eigenlijk heel erg ‘verliefd’ zijn op de wat excentrieke Robbie, die bij hen op zolder woont. Het huis wordt te klein en daarom vinden ze dat Robbie moet verhuizen, zodat Nathan en Violet ieder een eigen kamer zullen hebben. Wat je vooral leest, zijn de onzekere gedachten van de personages over elkaar, die in alles lijken op de ‘stream of consciousness’ van mrs. Ramsey uit To the lighthouse, waarin ze enerzijds genadeloos de botheid van haar man bekritiseert en tegelijkertijd zoekt naar wat haar ooit in hem heeft aangetrokken. Dat is ook exact het strijdtoneel in Dag.

Isabel en Robbie houden er een bijzonder spel op na: ze hebben samen in hun verbeelding een oudere broer, Wolfe, gecreëerd, voor wie ze zelfs een Instagramaccount hebben aangemaakt, waarop ze foto’s posten van plekken waar hij zich zou bevinden. Dit spel spiegelt onze omgang met sociale media: wat willen wij de ander en onszelf eigenlijk graag wijsmaken? Tegelijkertijd laat deze niet-bestaande figuur ons denken over hoe wij ook van elkaar een beeld hebben dat wellicht helemaal niet klopt.

In het middendeel is Robbie voor een paar weken naar IJsland afgereisd, maar door de corona-uitbraak kan hij voorlopig niet meer terug. Hij verblijft in een kleine berghut en doet net of hij daar met Wolfe is. Isabel bevindt zich ondertussen regelmatig op de trap, met haar mobiel. Ze drijft dan in gedachten weg van haar familie en ook een beetje in de tijd, omdat ze zich voorstelt dat ze hier altijd op de trap blijft zitten, zelfs als er inmiddels al andere mensen in het huis wonen. Ook in To the lighthouse maakt de tijd ineens zo’n enorme sprong.

Het middendeel van Woolfs werk, ‘Time passes’, waarin het licht van de vuurtoren, de storm en regen vrij spel hebben in het leegstaande huis van de Ramseys, komt bijna letterlijk terug in Dag als de tijd langzaam de sporen van Robbie in de berghut wist als hij daar niet meer is:

A single square of moonlight lies on the tabletop, its upper righthand corner interrupted bij a can of Five Elephant coffee left there months ago by a German backpacker and a white plate on which someone placed a clump of moss, which has turned yellow and brittle. On one wall, a paper calendar is turned to April 2021. On another hangs a painting of the mountain – depicted as a lopsided green triangle presided over by the white smudge of a cloud – which, hung close to one of the two windows, might have been put there as a demonstration of disparity between the genuine world and various human attempts to pay homage to it.

In Woolfs verhaal maakt de oorlog slachtoffers in de familie, in Dag de Corona-epidemie. En net als zoon James Ramsey keert zoon Nathan zich in het laatste deel tegen zijn vader, terwijl hij stilletjes hoopt dat zijn moeder hem zal begrijpen. Ook zit Nathan Woolf persoonlijk wel heel dicht op de huid als hij, gekweld door diepe gevoelens van verdriet en schuld, in het donker een meer inloopt. Hij heeft geen stenen in zijn zakken, maar toch.

Een schilder die een hommage brengt aan een oude meester, zal zich in techniek van hem moeten onderscheiden om op zichzelf te kunnen staan. Je kunt je afvragen hoeveel hommages Cunningham aan Woolf kan brengen zonder zijn eigenheid te verliezen. Natuurlijk is Dag een eenentwintigste-eeuws relaas en het is schitterend hoe de talloze verwijzingen naar To the lighthouse het boek verrijken, maar de vraag is of de kracht van dit verhaal niet vooral zit in dat karakteristieke van Woolfs originele werk, dat hij bijna in zijn geheel heeft overgenomen: haar stijl én die prachtige opbouw met het spel van licht en tijd.

Dietske Geerlings

Michael Cunningham – Dag. Prometheus, Amsterdam. 272 blz. € 23,99.